UIT OUDE BOEKEN Kolonistenvrouw in Nieuw-Guinea Door Ir. J.H. Schijfsma 1. INDO-BOERENSTAND, TEGELIJK VOORWAARDE VOOR- EN DOEL VAN NIEUW-GUINEA-BEWEGING Wie langs de duizenden bij het Indisch Wetenschappelijk Instituut (I.W.I.) aanwezige boeken loopt, krijgt onbedoeld een lesje in bescheidenheid. Omdat op dat moment zichtbaar is dat er veel, heel veel over Indië geschreven is. En dat het dus niet waar is "dat er zo weinig is vastgelegd". Er is, en er wordt, weinig GELEZEN. Dat is wat anders. Wie langs de boeken loopt, ziet ook dat er onderwerpen zijn waar hij of zij eigenlijk niets van afweet. En dat het dus niet waar is dat "ik alles van Indië weet". Wie langs de boeken loopt, zal het aardig vinden dat die boeken op deze plaats bewaard worden en gelezen kunnen worden door hen die de moeite willen nemen de gang naar deze bibliotheek te nemen. Maar ook zal hij vinden dat er in al die duizenden boeken zoveel staat dat de moeite waard is om opnieuw aan een breed lezerspubliek voor te leggen. Vandaar deze nieuwe, vaste rubriek "Uit oude boeken". Opdat de lezer van nu kennis kan nemen van boeken, schrijvers, gedachten, gevoelens en ideeën van toen. Voor de eerste aflevering van deze serie hebben we werkelijk zomaar een boek gepakt en dat bleek het Indisch Vrouwen Jaarboek 1936 te zijn. Uit dat boek nemen we hieronder de bijdrage over van ir. J.H. Schijfsma, architect te Malang en secretaris van het hoofdbestuur van één van de kolonisatieverenigingen. REDACTIE A. Sociale noodzaak van Indo-Boerenstand. De historische groei van het Europese bedrijfsleven in Nederlands-lndië heeft zijn stempel gezet op de Indische Nederlander. Dit bedrijfsleven, tot op heden voornamelijk landbouw en aanverwanten, is opgezet en groot gemaakt door het geldwezen, door de groot-financiers; wij kunnen de grote lijnen houdende, zeggen, dat Indië is gepionnierd door het onpersoonlijke kapitaal en daartegenover dan vrijwel alle andere landen stellen, maar in het bijzonder de Britse kolonisaties Australië en Canada, waar vrijwel alle bedrijven zijn gepionnierd en opgebouwd door de persoon. Zijn aan de geschiedenis van de opbouw van Indië onafscheidelijk verbonden namen als Handelsvereniging Amsterdam, Deli Maatschappij, Francis Peek e.d., de Australische geschiedenis noemt met trots zijn Mc. Arthurs, Mc. Caugheys, Mitchells, Cottons, geslachten van Settlers, van wol-, graan-, vruchten-voort- brengers, waarvan de nu bloeiende, op het vrije gebruik van de bodem berustende, grootbedrijven in particulier bezit zijn gegrondvest door een enkele Stamvader, door een enkel Stamgezin, begonnen zonder geld maar met het kapitaal van zijn vuisten en van zijn geest. De weinige pogingen, vroeger in Indië begonnen met deze zelfde gedachte, zoals bijvoorbeeld de onuitgevoerde plannen voor "volksplantinghe" van Coen, zijn niet doorgezet, de enkele geslaagde voorbeelden, toevallig gevolg van persoonlijke voorkeur en aanleg, zijn op zichzelf blijven staan als tekenen, dat het ook wel anders kan, zonder dat zij tot een vaste lijn zijn geworden. Waar vrijwel overal elders ter wereld de kapitaals-deelname aan de ontwikkeling van het volk is gevolgd op de inspan ning der persoonlijkheid, daar zijn in Indië de zaken op de kop gezet, is de persoonlijkheid steeds willige loontrek ker en volgeling geweest en gebleven, is zij hoogstens als noodzakelijke ver kenner en wegbereider voor uit Neder land of buitenland aangezogen kapitaal uitgegaan, een en ander met alle gevol gen, wat betreft positie en aard van de Indische Nederlander: de Indo-Euro peaan en de blijver 1). Een en ander demonstreert zich met grote duidelijkheid in onze agrarische bepalingen, welke steeds geheel alleen op de behoeften van de groot-land- bouw zijn ingesteld geweest, totdat men sedert 1904 langzamerhand, doch steeds aarzelend, wat meer aandacht is gaan schenken aan de behoeften van de enkeling. Het zijn tenslotte de eenvoudige en natuurlijke gevolgen van het feit, dat Indië tot dusverre is gekoloniseerd ter wille van de exploitatie alleen door kapi taal van buiten en niet ter wille van volksplanting, dat Indië niet is een "co lonisation de peuplement", maar een "colonisation d'exploitation". Aan de groep der Indische Nederlanders is echter zo blijven ontbreken de natuur lijke basis van elk normaal volk; men is hier begonnen met het eind en is uit de aard thans zoekende naar het begin, omdat tenslotte om met Schiller te spreken "iedere schuld zich wreekt op aarde". Opgegroeid in een specifiek landbouw-land ontbreekt onze groep juist de landbouw-basis en bij het zoeken naar de vorming van een Indo-Midden stand thans wordt te veel opnieuw vergeten (hetgeen de economische dwaling is van onze op industrialisatie alleen gerichte wereldorde), dat de land bouw de basis is van alle dingen, dat twee-derde deel van de volkeren onzer aarde practische landbouwers zijn en dat geen tak van bedrijf denkbaar is zonder bodemcultuur Knapp: 32). Indianisatie en crisis maken thans de groep van Indische Nederlanders zijn baantjes- en klerken-bestaan afhandig. Daar is thans de klop op onze deur, de dringende roep aan ons oor. Zullen wij die verstaan? Zullen wij ons opheffen en bouwen gaan aan eigen huis, be ginnende bij de fundamenten? Zullen wij weten, dat het er nu om gaat ons van het oude "baantjesbestaan" vrij te vech ten tot "zelfzorg"? Zullen wij voor ons zeiven aanhooren en overwegen de raad van een Amerikaans redenaar aangehaald door Nieuwenhuis (1 60), die hem toe passelijk acht voor onze Inheemse vol keren: "Neem nooit een klerkenbaantje van de Regering. Leef niet op een klein salaris, laat je geest niet verdorren, verkoop niet je prachtige toekomstkan sen, leer niet kruipen en kwispelen. Wees liever de eigenaar van een paar hectaren grond met een eenvoudige hut en de vrouw erin, waar je van houdt, dan klerk van welk Gouvernement ook ter wereld!" Verpaupering en Boerenstand. Reeds de Regeringscommissie van Rees (ingesteld 20 juni 1 902)kwam tot het inzicht, dat voor de Europese groep in Nederlands-lndië "kasteverlies" moet betekenen "verpaupering" en wees het eigen kleinlandbouwbedrijf aan als na tuurlijk en effectief middel ter bestrijding, het recht van kleinlandbouwerfpacht kon echter niets betekenen zonder doel matige vooropleiding. Opgezet door de Vereniging Kolonisatie Nieuw-Guinea (Kring Oost-Java) als een vooreen land- bouwkolonisatie met niet-landbouwers onmisbaar instrument, hebben zij hun meer algemene bruikbaarheid reeds bewezen en zal nu wellicht de tijd niet meer ver zijn, dat de verschillende kampen op Java een zodanig groot aantal speciaal jonge boeren afleveren, dat daarvoor in het land zelf geen plaats zal worden gevonden. 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 22