A. Th. Manusama "Nu ik deze woorden neerschrijf, denk ik opeens terug aan de "ouwe heer Manusamazoals vele van mijn tijd genoten hem in Batavia en Meester Cornell's hebben zien ronddwalen: een donkere, eenzame, onbegrepen figuur, een nimmer dovend vuur in de doordringende ogen onder de brede hoedrand. In "ouderwetse"toetoep en met wandelstok. Wij modernen keken ongeduldig over hem heen, naar de Mekka 's van moder ne beschaving, Amsterdam, Parijs, Rome. Wij coquetteerden uit de verte met een "Drei Groschen Oper" en keken laatdunkend neer op de "ordi naire stamboel. We praatten chique over Veria ine, Rilke en Shaw en waren blind voor de vele mousserende cul tuurwaarden in Indonesië, Azië, het ontwakend nationalisme. De Nieuwe Tijd voor de gekleurde volkeren. Wij zouden misschien nog geboeid zijn geweest als Manusama gesproken had in de stijl der groten, als hij een academische opleiding gehad had, als hij zijn tropische onderwerpen gekozen had onder de geijkte gewichtige pro blemen. Maar daarvoor was Manusama een té origineel, een té eenvoudig 6 mens. Hij was bekoord door het een voudige "Inlandsche verhaaltje", de historie van het "gewone volk". Dit schreef Tjalie Robinson in zijn voor woord van het in 1 962 door Moesson uitgegeven (herdruk 1 986) boek "Njai Dasima", geschreven door A. Th. Manu sama (zie ook Moesson 1 5 april 1990). In datzelfde voorwoord werd het ook betreurd dat van Alvares Theodorus Manusama bijna geen biografische gegevens bekend zijn, alleen dat hij geleefd heeft van 1878 tot 1937 en dat hij opzichter bij B.O.W. (Burgerlijke Openbare Werken) is geweest en daarna beheerder van de bibiotheek van Water staat. En inderdaad is het jammer dat er zo weinig van hem bekend is. Ook een bezoek aan zijn nu 73-jarige dochter leverde geen echte gegevens op. En waarom is dat jammer? Omdat Manu sama, net als Otto Knaap bijvoorbeeld (zie Moesson 1 5 oktober 1 990), een bijzondere vent geweest moet zijn. Want voorlopig is hij de enige geweest die een boekje heeft geschreven over de komedie stamboel. En over krontjong. En hij schreef zedenromans, hij schreef over Ambonnezen. Kortom: hij schreef. En aan het begin van deze eeuw waren er niet veel Indo schrijvers, niet veel Molukse schrijvers. En van de enkelingen die er waren, kunnen we ons nu afvragen, nu hun geschriften opnieuw ontdekt worden, wat voor mensen het waren dat zij boeken en studies schreven. Uit welk milieu kwamen ze, welke opleiding hebben ze gehad, wat wilden ze berei ken, waar was hun inspiratie en nog vele van zulke vragen. Zijn dochter en schoonzoon vertelden me: "H ij was de oudste van vier kinderen. Hij was streng, rechtvaardig en had gevoel voor humor. Je moest hem niet bedonderen, want dan was je voor altijd afgeschreven. Hij was geen ja en amen- zegger. Hij stond voor zijn mening. Hij speelde viool en fluit, maar was geen echte musicus. Tekenen deed hij wel erg goed. Hij beheerste de Nederlandse taal en daarom werd hem vaak hulp gevraagd voor het schrijven van brieven, requesten enz. Bij B.O.W. was hij land meter en het verhaal gaat dat hij tijdens zijn werk tegen adviezen in een bepaalde heilige steen of zo had weggeschopt. Daarna kreeg hij iets aan zijn rechter been, waardoor hij moeilijk begon te lopen. Toen kreeg hij een kantoorbaan. Hij had erg hoge bloeddruk en dat heeft ook geleid tot zijn dood. Al zijn papieren, boeken en manuscripten heb- A. Th. Manusama in 1914 (I) en enkele jaren later. ben wij in een kist gedaan en die kist is in de oorlog verloren gegaan." Zonde is dat, eeuwig zonde, maar hoe veel van hoevelen is al niet verloren gegaan. Voor ons echter ligt het boek "Komedie Stamboel of de Oost-Indische Opera" van A. Th. Manusama en grote gedeelten uit dat boek zullen we in afleveringen in Moesson overnemen. Opdat velen (opnieuw) kennis kunnen nemen van een stukje Indo-cultuur dat ook alweer lang voorbij is. Of alles wat Manusama in dit boek geschreven heeft ook precies zo was, weten we niet. Er bestaan over dit onderwerp geen andere boeken, en mensen die werkelijk iets weten van stamboel zijn er (bijna) niet meer. Zo bestaan er ook nauwelijks of geen foto's van de komedie stamboel of van krontjongorkesten. Men heeft er toen waarschijnlijk helemaal niet aan gedacht. Of men vond het te min om te fotograferen. Hoe het zij, aan A. Th. Manusama de eer dat hij in 1922 een boekje heeft geschreven waardoor wij vandaag iets te weten kunnen komen over zoiets als komedie stamboel. R.B.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 6