Hoor, daar is muziek
Hoor, hoor, wat is dat? Ot en Sien en Trui zijn ach-ter
het huis. Maar ze hoo-ren het toch.
"Daar is mu-ziek", zegt Trui.
Nu loo-pen de kin-de-ren vlug naar vo-ren.
"Het or-gel," zegt Ot.
"Wel neen," zegt Trui, "dat is geen or-gel."
"Tet-re-tet, boem, boem!" Och, nu is het in eens uit.
En ze zijn er nog niet eens bij ge-weest. Dat is jam
mer. De man-nen zit-ten in een sa-do. Ze heb-ben
trom-pet-ten in de hand.
"Daar is er ook één bij met een groo-te ton," zegt Ot.
Ha, de man-nen gaan weer be-gin-nen. Ze hou-den
de trom-pet-ten voor den mond. Pas op, daar gaat
het! Wat klinkt het luid! Hè, je moet je oo-ren haast
dicht stop-pen. Maar 't is toch mooi!
"Dat is de mu-ziek van een stam-boel," zegt Ma-ma.
"Die speelt van a-vond."
"Van de stam-boel?" vraagt Trui.
"Ja," zegt Ot, "van de stam-boel." En hij weet niet
eens, wat een stam-boel is.
"Maa-tje," zegt hij, "ik ga mee naar de stam-boel met
de mu-ziek."
Ot vindt die mu-ziek nog mooi-er, dan van het or
gel. Maar Ot-je mag niet mee.
Boem, boem, daar is het weer uit. En de mu-zi-kan-
ten rij-den weg.
(Uit: "Ot en Sien voor de scholen in Nederlandsch-
Oost Indië")
muzikalen aanleg, beschikte over een
mooie tenorstem - brouwde eenigszins
bij het spreken - had op betrekkelijk
jeugdige leeftijd reeds een avontuurlijk
leven achter den rug en toonde heel
veel te voelen voor het tooneelleven.
Aanvankelijk kostte het hem veel moeite
de noodige krachten bijeen te brengen
tot het organiseeren van een tooneel-
gezelschap, zooals hij dat beoogde.
Met eenige jongelieden en dames uit de
stad zijner inwoning n.l. Soerabaia
trachtte hij een ensemble te vormen.
Doch daarmee was hij lang niet klaar!
Wel had hij die krachten - ofschoon nog
ongeoefend - gevonden, wel bezat hij
talenten, energie en ondernemings
geest genoeg voor het entameeren van
zulk een bedrijf, doch het benoodigde
kapitaal ontbrak.
Hij wendde zich daarom tot één der
Chineesche kapitalisten van Soerabaia
met name Jap Goan Thay, zette dezen
zijne plannen uiteen en wist na heel veel
moeite dien rijken Chinees te overreden
hem te voorzien van het benoodigde
geld. En zoo kon Mahieu pas behoorlijk
zijne plannen ten uitvoer brengen.
Hij huurde toen een groot woonhuis af,
richtte het tot schouwplaats en tooneel-
zaal in en begon, na voorafgegane repe
tities, waarbij hij zelf als regisseur
optrad, eerst in besloten kring, met de
opvoering van eenige stukken, z.a.
Aladin en de wonderlamp (Aladin ber-
sama lampoe wasiat); Ali Baba en de
veertig roovers (Ali Baba dengan empat
poeloeh penjamon). De Visscher en de
Geest (Penangkap ikan dengan soeatoe
Djin), e.d.
Alle begin is moeilijk! En ook hier is dit
spreekwoord ten volle van toepassing.
De eerste voorstellingen toch waren
niet bijster geschikt om daarmee in het
openbaar voor den dag te komen. De
actrice's en acteurs hakkelden nog met
het hoog-Maleisch en speelden "stijf";
de mimiek liet veel te wenschen over;
de rol-verdeeling geschiedde ten aanzien
der beschikbare krachten niet oordeel
kundig genoeg; de narren of potsen
makers die voor de komieke intermezzo's
zorgden - dit had Mahieu bij deze soort
opera terecht ingevoerd om de soms
langdurige dialogen te onderbreken
met lachwekkende tusschenbedrijven -
vervulden niet behoorlijk hunne rollen;
het orkest was nog niet in volkomen
harmonie met het gezang; en de
"tableaux vivants" niet altijd geslaagd.
Kort gezegd: men had nog geen routine
in het spel.
Door aanhoudende repetitie's evenwel
met in achtname der verschillende leem
ten en gebreken, die de ondervinding
leerde, durfde Mahieu eindelijk na heel
veel moeite en zorgen met zijn troep in
het openbaar optreden. In de eerste
dagen werd het publiek gratis tot de
vertooningen toegelaten.
Toen de executanten éénmaal hunne
rollen wisten te vervullen, het spel vlot
ter ging en alles goed was geregeld -
toen ging men pas over tot het heffen
van entreé-gelden.
Mahieu gaf deze Indische opera, die hij
tot stand had weten te brengen den
naam van "KOMEDIE STAMBOEL" of
kortweg "STAMBOEL".
Zooals de lezer het wellicht weet, is het
woord "Stamboel" de Moslimsche be
naming voor Constantinopel2) Turkije's
hoofdstad. Ook de roode fez, een don-
kerroode, wollen muts met afhangend
zwart kwastje, genoemd naar de stad
Fez in Afrika, waar deze hoofddeksels
oorspronkelijk werden vervaardigd en
door de Saraceenen (Mohamedanen,
Turken, Arabieren, enz.) wordt gedragen
en welke muts Mahieu ook had inge
voerd bij de acteurs van zijn gezelschap,
wordt hier in Indië "Stamboel" ge
noemd.
Zooals boven is gezegd, werden de
tooneelstukken ontleend aan de vertel
lingen uit de "Duizend-en-één-nacht",
welke verhalen betrekking hebben op
het Oriëntale leven en wel meer in het
bijzonder het Moslimsche - uit de om
streken van Stamboel, Damascus,
Smyrna, Bagdad e.a. van welke plaatsen
Stamboel wel de voornaamste is. Voegt
men bij deze omstandigheid nog het
feit, dat de acteurs de roode fez als
hoofddeksel droegen, - zooals zooeven
is vermeld - dan was de naam, dien
Mahieu zijn gezelschap toekende, zeer
zeker niet misplaatst.
De belangstelling van de zijde van het
8