Planten uit de Tropen SIRIH Piperbetle - Betelpeper Familie: Piperaceae peperachtigen De Sirih is net als peper (Pipir nigrum merica in het Indonesisch) een slinger plant die met behulp van hechtwortels tegen bomen klimt en een lengte van 5 tot 10 meter kan bereiken. Er bestaan ±700 verschillende soorten. Oorspronkelijk komt Sirih uit het regen woud van West India (Hindia Barat). De planten zijn pantropisch.d.w.z. dat ze in alle gebieden met een tropisch klimaat groeien. In Indonesië is Sirih een algemeen voor komende plant die veel in desa's ge kweekt wordt, meestal voor eigen ge bruik. In het wild groeit ze tussen het struikgewas. De Sirih heeft meer vocht, diepere grond en meer schaduw nodig dan de peper. Evenals peper wordt ze door stekken vermeerderd, wat heel gemakkelijk gaat. Als steun heeft de Sirihplant een boom of een lange staak nodig. Als staak dienen lange vers gekapte stok ken. De meest voorkomende bomen die als steun dienen om de plant met haar hechtwortels te laten klimmen zijn o.a. Dada serep erythrina su bumbrans. Bohon Kapuh ceiba pentandra ka pokboom. Kelor maringa oleifera behenboom of mierikwortelboom. Van de stekken worden de stengel- toppen ontdaan van de bladeren en in een goot rondom de boom of staak geplant. Van de opkomende stekken worden enkelen uitgetrokken, de beste blijven staan. Na één jaar kunnen de bladeren geoogst worden. De bladeren van de loshangende takken worden voor het sirih kauwen gebruikt. Vroeg in de morgen als de dauw nog op de bladeren zit worden drie of vier ge ledingen van de zijtakken weggehaald en hiervan worden bladeren geplukt. Het is goed de zijtakken van de Sirih plant kort te houden om een smakelijk blad te krijgen. De plant kan tien jaar goed blad produceren. De verse bladeren zijn aromatisch en hebben een scherpe smaak. Het ge- steelde blad is toegespitst hartvormig en 20 cm lang, glad van boven, licht geel of grasgroen. Ze zijn wat dikker van blad dan het blad van de peperplant. Ze zitten net als peper afwisselend aan de plant. Het blad bezit klieren waarin een vluchtige etherische bruingele olie zit tot 1 2%. Er zitten werkzame stoffen in zoals eugenol chavicol (chavibitol). De ruwe bast is rimpelig en groenachtig bruin. Uit de bladoksels komen de bloemaren te voorschijn. Er zijn manne lijke en vrouwelijke bloemen. De vrucht jes hebben een afgeronde top en zitten aan een lange staartvormige aar. Piper met bloemaren. Her Sirih kauwen is al eeuwen bekend. Via Polynesië is het in Azië en Oost Afrika verspreid. Het wordt meestal door vrouwen gedaan. In het westen van de archipel worden de bladeren als genotmiddel gebruikt, de z.g. bladsirih of sirih daoen. De sirih djawa heeft donkergroene bladeren en een sterk prikkelende smaak en is het meest gewild in Midden- en Oost Java. In West Java wordt de Sirih Koening of Sirih Andro het meest gebruikt; hiervan is het blad geel. De Sirihpruim bestaat uit een stukje pinang met kapoer-sirih (fijn gebluste kalk); soms wordt nog een stukje gam bir toegevoegd, soms nog 'n plukje tabak. Deze ingrediënten worden in het sirihblad gewikkeld en in de mond gestopt. Door het kauwen verschijnt een rood sap dat zo nu en dan wordt uitgespuugd. Sirihkauwers hebben vuurrode lippen van het pruimen. De pinang die in de Sirih gebruikt wordt is een noot van de kaarsrechte betel- palm, djambe genoemd op Java. Pinang is opwekkend en werkt zuiverend op tanden en tandvlees. Gambir wordt bereid uit sap van de gekookte bladeren van de Uncaria- gambir, een klimmende heester. Dit sap wordt vermengd met fijne dedek. Dedek zijn rijstzemelen. Er worden kleine koek jes van gevormd. Waar de Uncaria- gambir groeit gebruikt men het verse blad dat erg bitter smaakt maar 'n aangename nésmaak heeft. Gambir wordt wel eens als drop gebruikt tegen heesheid bij praten of zingen, 'n Stukje Gambir opgelost in water is goed om de mond te spoelen bij ontstoken tandvlees. Verder heeft Gambir een stoppende werking en is goed tegen baarmoeder bloedingen. Er zijn streken waar men in de Sirih pruim cingkè (eugenia aromatica kruidnagel) gebruikt en Kapu laga (elettaria kardemon paradijskorrels). In sommige delen van de Molukken gebruikt men de staartvormige vrucht aren van de Sirihplant. Voor het gebruik wordt er een stukje van de vruchtaar afgebroken. Boven het afgebroken deel drukt men er kapur (kalk) op, daarbij een stukje pinang. Dit geheel vormt samen met 'n plukje tabak de sirih pruim. Deze wijze van sirihpruimen heeft vruchtsirih of boeah-sirih. De boeahsirihplant is forser van stengel en blad, bovendien is het blad sterker van smaak. De houtige stam kan zo dik worden als een kinderarmpje. Om het sirihkauwen helemaal compleet te maken wordt na het uitspuwen van de sirihpruim een tabakspruim geno men, het z.g. soesoerpruimen. Eerst worden de tanden en lippen met de tabak gereinigd, daarna opzij in de mond gestopt en gedeeltelijk eruit hangend. Behalve als sirihpruim is de plant be langrijk als geneesmiddel. Zo kan men van de bladeren een gorgeldrankje maken tegen ontstoken kiezen. Watten gedrenkt in het bladsap is ook een middel tegen kiespijn. De gemalen bes dient ook tegen ontstoken kiezen. Bij hevige bloedingen, bijv. na het trekken van een kies, is spoelen met 'n blad aftreksel 'n goed middel daartegen. Sirih-olie wordt gebruikt bij keel ontsteking. Transpiratielucht verdwijnt na enkele malen per dag een aftreksel van sirih- bladeren te drinken. Bij een bloedneus wordt een bladprop in de neus gestopt. Ook helpt het om een aftreksel van sirihbladeren enkele keren op te snuiven. Hiervoor worden enkele bladeren met water uitgeperst. Dit sap zeven met een doekje. De blad sappen werken bloedstelpend. Bij een galsteen aanval moeten rug en buik worden ingewreven met een meng sel van kajuh putih, citroen en sirih bladeren. Jeukende wonden worden (lees verder pagina 15) 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 17