KARBOUWENGAT
Wat vanaf
BU DE VOORPLAAT (Foto: archief A. Hagedoom)
Wanneer leef je?
Wat is echt?
Twee vraagjes maar uit een reeks vragen
die een mens zich zelf kan stellen in
tijden dat hij de antwoorden kwijt is.
- Wat doe je?
- Ik smeer brood.
- Waarom smeer je brood?
- Het is lunchtijd.
- Heb je honger dan?
- Nee, niet echt.
- Heb je zin in brood?
- Ach.
- Wat was je hiervoor aan het doen?
- Lezen.
- Waarom ben je ermee opgehouden?
- Omdat het lunchtijd is.
- Was het een goed boek?
- Ach.
Waarom doe je eigenlijk zo moeilijk?
- Ach.
- Wil je kaas of ham?
- Maakt niet uit.
- Wat zullen we doen straks?
Ik geef toe, dit is geen sterke dialoog en
de volgende is dat ook niet, alleen wat
anders.
- Wat doe je?
- Brood smeren.
- Ha, doe voor mij maar twee met kaas.
Is het een goed boek?
- Hardstikke goed, moet je echt ook
lezen. Ben je klaar met de auto?
- Bijna, maar hij loopt al als nieuw.
- Fijn. Gaan we straks wat gezelligs
doen?
- Zeg het maar.
Ik zei al, dit is geen literatuur, eerder iets
dat neigt naar zwakbegaafdheid, maar
soms kun je je met recht en reden
afvragen waar je mee bezig bent, waar
alles toe dient, vooral als je probeert
over het leven na te denken en consta
teert dat veel, heel veel niet meer werke
lijke inhoud heeft dan het niveau van
bovenstaande dialoog. Ja, we denken
dat we heel wat zijn en niet in de laatste
plaats komt dat omdat we omgeven zijn
door allerlei apparatuur, met allerlei
knopjes. Op beeldschermen verschijnen
dan allerlei gegevens, de schaal in de
magnetron is bloedheet, op de televisie
verschijnt een oorlog, uit de fax komt
een brief die twee seconden geleden uit
Indonesië is verzonden en noem maar
op. En als er wat aan de hand is, wat
maar ook, dan kunnen we direkt naar
allerlei deskundigen, specialisten, in
stanties en organisaties voor advies,
hulp en bijstand. Dit alles maakt dat wij
in een hoog ontwikkelde samenleving
wonen. En dat is ook zo. Alles is en
wordt nog steeds meer en meer ont
wikkeld tot en met een kalf dat wordt
volgespoten met allerlei hoogontwikkel
de vloeistoffen om voor de consument
maar nieuw, mooi, blank en mager vlees
te krijgen.
Ja, we dénken dat we heel wat zijn
omdat we veel doen, kunnen en hebben.
Maar wat blijft erover als de stroom
eens definitief uitvalt? Wat als alle
knopjes eens muurvast komen te zitten?
En bovenal: ik. Wat denk ik, wat doe ik,
wat kan ik? Wat wil ik? Vol ontzag
opkijken naar en dankbaar gebruik
maken van alle technologie? Zo intellec
tueel mogelijk proberen te kijken?
Moeilijk meepraten over de bezuinigings
operaties van de regering? En waarom
schrijf ik dit stuk eigenlijk? Omdat er
een artikel bij de voorplaat moet komen?
Moet dat werkelijk? En wie leest dit?
Wie heeft er wat aan? Had ik in plaats
van dit te raaskallen niet wat anders
kunnen doen, moeten doen?
Misschien denkt u dat ik er een beetje
vanaf ben vandaag, een beetje down
wellicht. Valt wel mee, ik kijk alleen naar
de voorplaat, het Karbouwengat en ik
meen daarin iets te zien van de nietig
heid van de mens. En van de grootsheid
van de natuur. En van de mooiheid van
het leven. Maar het verband tussen die
drie is zoek. Met allerlei kunst - en
vliegwerk dénken we dat verband te
kunnen leggen. Bijvoorbeeld door een
paar afschuwelijke containers voor je
deur te zetten om je vuil gescheiden af
te voeren om het milieu te sparen.
Ingepakt worden we, met containers,
apparaten, formulieren, regels, opinies,
deskundigen.
Ja, misschien ben ik er toch wel wat
vanaf vandaag. Maar morgen is er weer
een nieuwe dag.
R.B.
Een der grootste en schoonste ravijnen
op Sumatra, gelegen in de res. Sum.
Westkust in de onmiddellijke nabijheid
van Fort de Koek, van welke plaats
langs den Hospitaalweg veelal de tocht
naar het Karbouwengat door toeristen
wordt ondernomen. Door een hollen
weg daalt men steil naar beneden en
komt i n het genoemde ravijn, dat hier en
daar 80 100 M. diep en 500 M. breed
is. De lengte bedraagt verscheidene
kilometers, terwijl de weg zich verder
voortzet en naar het meer van Manindjau
voert. Het geheel is zeer indrukwekkend
en wordt tot de mooiste gedeelten van
de schitterende Padangsche Boven
landen gerekend.
Ongetwijfeld wordt de schoonheid ver
hoogd doordat in scherp contrast met
den sterken plantengroei boven langs
de randen, welke bedekt zijn met zware
bamboe, grootbladige Ficus en palmen
van verschillende soort, de steile wanden
op verscheidene plaatsen geheel kaal
zijn en hun witachtige kleur vertoonen.
Plotseling doen zich schijnbaar diepe
kolken voor, welke inderdaad niets an
ders zijn dan vochtige, donkere zijkloven,
waar het zonlicht uren lang niet in kan
binnendringen.
Door de kloof slingert zich onophoudelijk
van links naar rechts tusschen talrijke
sawahs door de Si Anok, die den boven
loop van de Masang (zie aldaar) vormt
en op den Singgalang ontspringt. Zij
ontstaat uit de vereeniging van Soengei
Doerian en Melanok. De laatste, even
eens op den Singgalang ontspringend,
omsluit met een zijriviertje een heuvel
tje, dat als een eiland is blijven staan op
den kloofbodem. Dit karakteristieke
heuveleilandje verrijst als een ruïne
ongeveer 75 Meter boven de vlakte,
heeft loodrechte, onbegroeide en daar
door witgele wanden, terwijl de vlakke
kruin zwaar begroeid en daardoor geheel
groen gekleurd is. Al deze eigenaardig
heden vragen om een verklaring.
Oorspronkelijk lag hier een van de vier
meren, die de plaats innamen van het
tegenwoordige plateau van Agam. In
den diluvialen tijd stootten de omrin
gende vulkanen (Merapi-Singgalang)
zooveel asch en ander vulkanisch mate
riaal uit, dat het meer geheel opgevuld
werd. Zoo ontstond een plateau van
zacht materiaal, tuf geheeten, waarin
het toen machtiger riviertje, de Si Anok,
zich gemakkelijk een diep dal kon uit-
schuren. Door het afsnijden van de vele
bochten verkreeg het bed zijne groote
breedte, zoodat het dal voor het tegen
woordige riviertje veel te ruim is. Door
dat het regenwater verticaal door de losse
tuflagen sijpelt, verkrijgen deze ook een
verticale stuctuur en gebeurt het onop
houdelijk, dat de lagen bij groote plak
ken als scherven afvallen. De buiten-
lagen hebben daardoor geen tijd om te
verweeren, en voordat zich eenige plan
tengroei kan ontwikkelen zijn zij weer
afgevallen. Vandaar de steile, witte
wanden, terwijl de kruinen begroeid
zijn.
Sommigen vreezen dat door deze steeds
(lees verder volgende pagina)
2