Fort Rotterdam. (Foto: Archief IWI) de handen kreeg en nog al eens last had van migraine. Daarentegen ging het met de 'gemeente' in Makassar steeds beter. Het kerst feest was een grootse gebeurtenis, ook opgeluisterd door fluitjes van de - ook Ambonnese - kindertjes. Wij hadden zeldzame chocolaadjes van Bensdorp in kleurige papiertjes uit Holland besteld en de kerstboom werd met schietkatoen aangestoken. We hadden mooie koren van kinderen, die driestemmig de kerst liederen zongen. Toch was het alsof men als een 'gemeente' leefde temidden van de anderen - terwijl ik in Atjeh het gevoel had in een homogene gemeenschap te zijn, waarin mijn vader en moeder een vooraanstaande plaats innamen Na de val in de rivier in Batavia destijds was ik bijna weer ontijdig aan mijn eindje gekomen: we voeren nogal eens met een bootje naar de voor de kust liggende eilandjes, waar allerhande fraaie schelpen te vinden waren, maar ook veel 'karang' (harde koraalblokken) lagen, waar je je blote voeten pijn aan kon doen. Zo kwam het eens tot een uitnodiging mee te gaan met de loods, die de schepen in Makassar tussen de eilanden door binnenloodste. Het was een stormachtige dag. 'Als je bang bent dan moet je het maar zeggen' zei de loods, terwijl het loods- bootje op en neer gevoerd door hoge golven, langs de wand van het hoog boven mij torenende schip, de raarste capriolen maakte. Als burger van het land van Michiel de Ruyterzei ik natuur lijk dat ik niet bang was, maar in werke lijkheid was ik doodsbang. De touw ladder werd uitgeworpen van heel hoog boven mij, gepakt door de loods, die mij zei voor hem naar boven te klauteren. Het was: goed vasthouden en rustig doorklimmen - veel erger dan op de hoge stellingen bij het gebouw van de Javasche Bank. We botsten tegen de wand van het geweldig hoge schip en ik scheen maar nooit boven te zullen komen. Eindelijk kwam de reddende stap op het grote dek en een compli mentje voor het flinke gedrag van de kapitein - dat ik helemaal niet verdiend had! Ik had weer wat geleerd. Langzamerhand acclimatiseerde ik in Makassar. Het was als waren we ver huisd uit de 1 7e of 1 8e eeuw naar de 20ste. We gingen nog al eens naar de kleine muziektent aan het einde van een in zee uitgebouwde pier waar bewoners van Makassar genoten van het wijde uitzicht en de koelte. Eenmaal naar Goa, waar ik pasgeboren krokodillen zag, die al venijnig om zich heen beten. Eenmaal naar Bonthain, met de grote waterval en de wilde paarden, die ons plotseling omringden en waar we onze ruiter- kwaliteiten konden tonen, gelukkig alle trappen konden ontgaan en weer veilig thuis kwamen. We maakten een eindeloze periode van hevige regens mee, die ons deed den ken aan de regens voorafgaand aan de zondvloed. Maar toen kwam de grootste belevenis in Makassar: er kwam een kleine komeet aan de hemel, de komeet van Halley. Vader wees hem mij, het eerst toen hij nog heel klein was. Tevens lazen we de krantenberichten. We zou den in de staart komen. De gevolgen waren niet voorspelbaar. De komeet werd groter, de bevolking - en wij - werd ongeruster. De tong-tongs begonnen te klinken, de sfeer werd nerveus. Steeds groter werd de belager uit de hemel. We voelden ons met de bevolking gevangen in een sfeer van angstige verwachting, van een gevaar dat de tong-tongs tracht ten te bezweren. Tenslotte was de ge hele hemel een fluorescerend gewelf - er gebeurde niets. Het was een overgetelijk gebeuren - en we leefden nog! We hadden hier prachtige schelpen, zoveel dat we het nauwelijks meer waardeerden. Op een tocht naar de haven zagen we open kisten waarin honderden dode paradijsvogels - voor de ijdele dames in Europa. Eens op een avond van een dreigend onweer was ik nog buitenen zag plotse ling langs de nok van het dak van de bijgebouwen een lichtgevende voetbal rollen. Ik schrok, zoals het een natuur mens betaamt en bleef doodstil staan. Aan het einde van zijn rolweg langs de nok volgde een betrekkelijk zachte'plof' en de bol was weg. Ik rende naar binnen om het merkwaardige verschijnsel te vertellen. Het werd opgevat, zoals men thans iemand aankijkt die een 'vliegende schotel' heeft gezien. Niemand geloofde (lees verder volgende pagina) De prauwenhaven in Makassar. (Foto: Archief IWI)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 11