POIRRIE'S PERIKELEN Hartverwarmend het vriest dat het kraakt, je oren voelen aan als kroepoek-belindjo en je start motor laat alleen maar een amechtige kreun horen alvorens hij er het zwijgen toe doet. Als automobilist met een indruk wekkende occasion-background weet je dan hoe laat het is. Je probeert niet eens nog een keer of je de auto aan de praat kunt krijgen, maar gaat onmiddellijk op zoek naar deskundige hulp. In de laatste strenge vorstperiode, was het onze schoonzoon, die een startkabel wist te versieren en ons uit de nood hielp. Dat was in Blerick, pakweg 125 kilometer ver weg. De sneeuw lag on geveer tot aan de wieldoppen van de Fiësta en het was zaterdag, dus eigenlijk een rustdag. Toen alle ijs van de ruiten was gekrabd en wij onze zenuwen weer een beetje in het gareel hadden, kwam onze schoonzoon met het verstandige voorstel om meteen een nieuwe accu te kopen. Hij wist wel een paar adresjes. Na een korte blik in de portemonnee gingen wij akkoord. Bij de eerste de beste winkel kwam echter de tweede dreun van die dag: Uitverkocht. De vent achter de balie beweerde overigens niet zonder leedvermaak, dat hij in één week tijds meer accu's voor Fiëstaatjes had verkocht dan voor alle merken tezamen. De smoor in natuurlijk, al was het alleen maar vanwege dat hatelijke verklein woord. Het volgende adres was aan de andere kant van de stad Venlo. Precies daar, waar je op zaterdag meer Duitsers ziet dan Indische mensen in Den Haag. Gesloten op zaterdag en zondag. Het laatste snapten wij wel, maar het eerste viel ons koud op het lijf. Bij het derde adres was het bijna raak. Daar hadden ze de goede accu's, maar die moest je zelf vullen en waren niet onderhoudsvrij. Bovendien deed de groengejaste win kelbediende die wij om technische uitleg vroegen net alsof wij schurft hadden. Komt tegenwoordig wel vaker voor, maar voor ons was het de bekende druppel. Na rijp beraad, besloten wij ons week endje-uit te bekorten en dezelfde dag voor donker huiswaarts te keren. Ho pend, dat op die lange rit onze oude accu voldoende stroom zou opnemen en vasthouden om na thuiskomst nog twee keer te kunnen starten. Een keer voor een kort ritje op zondagavond en een keer op maandagochtend. Die ritjes konden namelijk onder geen beding worden uitgesteld. Weer mis. Door aller lei familieomstandigheden reden wij Blerick uit in stikkedonker. Het vroor nog steeds dat het kraakte en de sneeuw joeg horizontaal over de weg. Met alleen het grote licht op en verder alles uit behalve winterjassen en handschoenen, ploeterden wij door de ijskoude nacht. Visioenen van zonovergoten stranden, bikini's en wuivende klapperbomen hiel den ons tijdens die rit overeind. Na onze veilige thuiskomst begon de ellende opnieuw. Gesleep met verlengkabels om in de achtertuin de accu aan de lader te kunnen koppelen. Gelukkig ging het goed. Een paar bevroren vingers ten spijt kon twee keer gestart en aan beide verplichtingen voldaan worden. Na de maandagochtend-rit ging het spoor slags naar een groothandel in Apeldoorn om een nieuwe accu te kopen. Wel eerst gebeld of ze wel open waren en niet uitverkocht. Zat allemaal goed. Bij die groothandel aangekomen leek het of heel Apeldoorn te beroerd was geweest om de auto tijdig een winter- beurt te laten geven. Ze stonden tot buiten in de sneeuwjacht te wachten. In arren moede deden wij of wij geen klant waren en gingen aan de zijkant van het gebouw door een wit geschilderde deur naar binnen. Het bleek de werkplaats te zijn. Vlak bij ons was een jongeman bezig aan het een of andere electronische apparaat. Hij had een masker voor het gezicht en liet af en toe een regen van vonken door de werkplaats spatten. Toen wij hem beleefd op de schouders tikten, draaide hij zich om en schoof het masker op zijn achterhoofd. Wij vertel den hem in het kort ons weekend drama en vroegen of hij ook wist waar nieuwe accüs te koop waren. De jonge man keek ons even verbaasd aan, maar zette toen zijn masker af en ging ons voor naar een ander lokaal. Daar liep hij naar een immens rek waarop een massa accüs stond. Na even zoeken haalde hij er een van af, nam die onder de arm en vroeg waar onze auto stond. Buiten natuurlijk, op de grote parkeerplaats. De jongeman knikte vriendelijk, pakte in het voorbijgaan een paar sleutels van een werkbank af en liep met ons mee. Hij deed geen jas en geen handschoenen aan. Bij de Fiësta aangekomen raakte hij ineens in extase. Hij liep om de auto heen, klopte amicaal op het dak en zei opgetogen: "Ik heb er net zo een gehad, dezelfde kleur, alleen wel in sportuit- voering. Liep als een trein". Toen ging hij aan het werk. In een vloek en zucht stond de sloopaccu in de sneeuw en de nieuwe op zijn plaats. Eenmaal klaar bleef hij nog even staan praten over de laatste berichten van de Golf-oorlog. Over zijn auto-radio had hij gehoord, dat de grondoorlog op het punt stond uit te barsten en hij dacht dat het er dan heet aan toe zou gaan. Voor zover onze van kou verstijfde lippen dat toe stonden, vertelden wij hem het laatste nieuws niet te hebben gehoord. Van wege de zwakke accu hadden wij onze autoradio niet durven aanzetten, de ver warming trouwens ook niet. Dat deed de jongeman in een stilzwijgen vervallen. Hij keek ons aandachtig aan en schudde toen meewarig zijn hoofd: "Neemt u mij niet kwalijk Met een vriendelijk gebaar nodigde hij ons uit om af te rekenen. Binnen, daar was het warm. In de werkplaats gearriveerd hervatten wij het gesprek. De jongeman bleek de Golf-oorlog op de voet te hebben gevolgd, hij wist er veel over te vertellen en beklaagde degenen die daar in die hitte moesten vechten. "Maar", stelde hij daarbij vast, "je kunt met dit pokkeweer toch beter in de tropen zitten". Sloeg als een tang op een varken, maar in grote lijnen waren wij het wel met hem eens. Met ons meelopend naar de winkel, veegde de jongeman zijn handen af en hielp ons bij het afrekenen. Hij wilde beslist geen fooi aannemen en zei dat het allemaal service van de zaak was. Dat maak je tegenwoordig bijna nooit meer mee. Bij het afscheid ried hij ons aan de verwarming maar meteen voluit te zetten, die nieuwe accu kon dat best aan, zoniet, dan moesten wij maar terug komen. Verheugd over zoveel vriendelijkheid wilden wij de zaak verlaten, maar de koek was nog niet op. De jongeman stak op ouderwetse manierzijnduimop en gaf ons een welgemeend "Selamat djalan" na. Vlekkeloos uitgesproken en zonder storende Europese tongval. Misschien was zijn vader vroeger OVW- er, of volgde hij zelf de educatieve TV- reeks "Indonesië: Taal en Cultuur". Wie weet, wij hebben het hem niet gevraagd, maar zijn houding was in die strenge vorstperiode wel hartverwar mend. 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 17