KOMEDIE STUIIItOEL
of De 0«st Indische Opent
(SLOT)
door A. TH. MANUSAMA
BEZOEK AAN EEN STAMBOEL-VOORSTELLING
Ik verzoek den lezer vriendelijk mij thans
in gedachten te volgen naar een Kome-
die-Stamboel-opvoering in de dagen
van Mahieu voor circa 28 jaar terug.
Op het plein te Mangga-besarbij Prinsen
laan (de plaats, waarop thans het
komedie-gebouw "Thalia" staat) is de
witte zeildoektent opgeslagen en vroolijk
wappert aan den top van den tentmast
de Hollandsche driekleur.
't Is een onhebbelijke rit met een echt
Bataviaasch vehikel van uit Weltevreden
langs den langen stoffigen Molenvliet-
schen weg. Allengs naderen wij de
plaats des vermaaks.
Nabij de fabriek van Taylor Lawson
hooren wij reeds de oorverdoovende,
schrille dissonanten van een Batavia-
sche ronzebons, die verschrikkelijk veel
moeite doet om een Europeesch marsch-
melodie innig te verminken. Naderbij
gekomen zien wij dit edele fanfare
korps vlak vóór de tent opgesteld om
met zijn heidensch lawaai het publiek
opmerkzaam te maken, dat er binnen in
de tent wat gaande is.
Links en rechts ontelbare kraampjes
voor dorstige keelen en hongerige
magen!
't Is iets over achten.
Vóór de tent heeft men reeds veel
menschen, die zich een toegang trach
ten te verschaffen tot het kaartjes-loket,
teneinde zich van een "ticket" te voor
zien.
Door een triomfboog, geconstrueerd
uit gaspijpleidingen, waarop boven met
vlammend schrift te lezen staat
"KOMEDIE STAMBOEL" komen wij de
schouwplaats binnen, alwaar wij aan
den ingang ons laten voorzien van een
libretto", beter gezegd: van een twee-
bladzijdig programma, waarop in kort
de inhoud is aangegeven van het
tooneelstuk, dat straks zal worden
opgevoerd.
In de stalles vlak achter het orkest
vinden wij een paar plaatsen voor ons
reeds gereserveerd.
Vóór ons: het voorscherm van het
tooneel, waarop in mat-verf de inleiding
van de "Duizend-en-een-nacht" in beeld
is gebracht. Wij zien daarop Shahryar,
den Koning van Indië en Groot-Tartarije
in liggende houding op een divan rustig
zijn "hokah" rookend en aandachtig
luisterend naar de vertellingen van She-
herazade, de oudste dochter van den
groot-vizier. Naast haar: de jongere zus,
Dinarzade, op een alkatief zittende met
een Arabische guitaar in de eene hand.
Boven op het doek, de woorden
"KOMEDIE STAMBOEL-SOERABAIA".
In de tent zelf reeds veel publiek.Dames
en heren nagenoeg uit alle klassen en
standen der maatschappij, Chineezen
en Chineesche vrouwen schitterende in
hunne kostbare byouterieën.
Op de planken-galerijen een ontzaglijke
menschen-massa. Inlanders, Chinee
zen, joelende en tierende schooljongens,
militairenEn nog steeds stroomen
meer menschen de tent binnen. Er zijn
geen zitplaatsen meer te bekomen!
Lucht van parfumerieën en bloemen
waait ons gestadig toe!
Gepraat, gelach, gestommel, gefluit,
gestoei, gescherts van belang onder de
toeschouwers.
't Is half negen!
Zoo pas is de ronzebons daarbuiten
geëindigd met een polka-mazurka van
het jaar nul. Thans komt het Stamboel
orkest, beneden aan het voetlicht van
het tooneel opgesteld, aan de beurt. Wij
zien hierbij een z.g. Fransche bezetting;
1 piano, 3 violen, 1 fluit, 1 klarinet, 1
cornet piston, 1 tromboneen 1 contra
bas. Het orkest begint met een opwek
kend marsch-stuk in scherpe tegenstel
ling met de ronzebons van zooeven, die
ons oorvlies deerlijk heeft toegetakeld.
Thans een lieflijke combinatie van klan
ken, die ons gemoed weldadig aandoet!
De muziek zwijgt daarna voor eenige
munuten. Een donderend applaus volgt
en een luid gebel van uit de tooneelzaal
kondigt aan, dat het spel spoedig een
aanvang neemt. Het publiek tiert en
schreeuwt.
Ten tweede male laat zich het orkest
hooren. Dan weder de luid rinkelende
bel, het orkest valt onmiddellijk in met
een sleepend-boeiende wals en met de
muziek, gepaard met gejoel en ge-
chreeuw der toeschouwers, gaat het
voorscherm op. Op de planken alle
actrices en acteurs in frisse costumes,
naast elkaar staande, vormende twee
flanken, het publiek met gezang be
groetend. Dan verwijdert zich het ge-
heele gezelschap achter de coulissen
en de eigenlijke voorstelling neemt een
aanvang.
Opgevoerd zal worden: DJOELA-DJOE-
LI-BINTANG-TIGA, welk verhaal in het
kort op het volgende neerkomt: De
Koning van het machtige rijk Djaman
Tauran bezat slechts één zoon genaamd
Darsa Alam. De prins werd op zekeren
dag door zijn vader ontbonden, toen
deze zijn einde voelde naderen. De
Koning gaf toen zijn zoon vele verma
ningen en drukte hem op het hart goed
zijn best te doen, daar hij den troon
moest beklimmen en gaf hem eindelijk
tot aandenken een ring, het mooiste
sieraad, doch tevergeefs. Darsa Alam
zeer bedroef sprak toen:
Darsa Alam volgde toen zijn vader op.
Eens ging hij vergezeld door zijn viziers
en volgelingen zich vermaken aan den
oever van een groot meer. Het ongeluk
wilde, dat hij daarbij den ring verloor,
dien hij van zijn vader tot aandenken
had gekregen. Allen zochten naar dat
sieraad, doch tevergeefs.Darsa Alan
zeer bedroefd sprak toen:
"Is 't een oude man, die mij dien ring
terug kan bezorgen, zoo zal ik hem als
mijn vader erkennen; is 't een jonge
man, zoo wordt hij mijn broeder. Indien
't een oude vrouw is, zoo erkenne ik
haar als mijn moeder en zoo zij jong is,
wordt zij mijn echtgenoote!"
Na het uitspreken van die gelofte ver
scheen er eensklaps op de oppervlakte
van het meer een wonderschone nimf
zittende in een paarlemoeren schuit, die
door een sierlijke zwaan werd voort
getrokken. De verschijning was betoo-
verend. De nimf koerste naar den oever,
stapte uit haar schuitje en overhandigde
toen den ring aan Darsa Alam. Deze
moest zijn gelofte gestand houden en
stelde der nimf voor zijn vrouw te wor
den. Zij nam dien voorslag aan, evenwel
onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat
Darsa Alam nimmer naar haar naam
moest informeeren. Darsa Alam beloof-
18