fimbtskostuums
in Nederlandsch Indie
(ii)
door Mr. C. J. M. KRAMERS
Op 2 april 1870 kwam er eindelijk wel een algemeen kledingvoorschrift voor
inlandse hoofden en ambtenaren in de gouvernementslanden van Java en
Madoera, uitgezonderd de Preanger regentschappen. Deze kleding was niet
verplicht maar het was betrokkenen toegestaan hiervan alleen en van geen ander
ambtskostuum bij officiële gelegeheden gebruikte maken. Het gold voor hoofden
en ambtenaren vanaf de rang van regent tot en met schrijver. Het kostuum bestond
uit de sikkepan gedee of te wel statiebuis met slippen, van donkerblauw laken,
voorzien van gouden of zilveren borduursel van oranje en eiketakken. Dit model
was oorspronkelijk uitdrukkelijk vorbehouden voorde Europese ambtenaren en de
inlandse collega's was het verboden om zich hiermee uit te dossen maar dat gebod
gold dus nu niet meer.
De regenten en minderen tot en met de
rang van wedono hadden in hun statie
buis een voering van geel satijn. De
hoofden en ambtenaren beneden die
rang hadden een voering van rode zijde
of een andere stof. Er waren veertien
verschillende modellen van borduursel
en belegsel voorzien. Een regent met de
titel pangeran had een gouden zoom
langs het boordsel van de kraag, het
hele buis en de uiteinden der mouwen
en wel ter breedte van een centimeter.
Bovendien had hij een borduursel van
oranje en eikentakken van 314 cm breed
om de kraag, de uiteinden der mouwen
en langs de hele rand van het buis,
lopende over de borst, tussen of slinge
rende om de knopen en knoopsgaten
en vandaar over de schouders onder de
hele kraag door.
De op deze volgende regent met de titel
van adipati moest onder de kraag op de
rug 8 centimeter borduursel missen,
althans als hij was begiftigd met de gele
pajong. Had hij dit recht niet dan had hij
ook geen borduursel langs de schouders.
Lageren kregen weer wat minder bor
duursel en dat soms alleen in zilver en
niet in goud. Aldus had de wedono, de
laagste met een gele satijnen voering,
alleen zilveren borduursel en dat maar
214 cm breed.
Na de wedono kwam de djaksa. Die
moest het doen met een borduursel van
niet meer dan 2 cm en dit alleen op de
uiteinden van zijn kraag. Enige rangen
lager treft men aan de overige mantris,
met name die der cultures, der water
leidingen, der bossen, van de koffie-
inkoop en zout-verkoop pakhuismees-
Bezoek van koning Chulalongkorn van Siam aan soenan Pakoe Boewono X van
Soerakarta in 1896. Terzijde twee Nederlandse ambtenaren in civiele rok met een
bestuurspet in de hand.
4
Conrad Francois Gonsalves, assistent
resident bij het B.B., geboren in Cheribon
1872, overleden in Tasikmalaja 1924,
in het kostuum van controleur B.B.,
welke functie hij in de jaren 1905-1907
in Poerwokerto en Boemiajoe vervulde.
ters, de vaccinateurs etc. en de dokters
djawa alsmede de eerste schrijver van
het residentiekantoor. Personeel van
deze rangen had op het statiebuis door
eengevlochten snoeren van goud en
zilver. De knopen volgden steeds het
borduursel zodat bij geheel gouden
borduursel gouden knopen hoorden, bij
gouden en zilveren borduursel zilveren
knopen met een gouden gekroonde W
en bij geheel zilveren borduursel zilve
ren knopen.
De hoogsten droegen op het hoofd een
doorschijnende hoed in het model van
een fez met knop, koeloek met njamat.
Lageren kregen dit hoofddeksel in het
lichtblauw of in het wit en de laagsten
de zwarte bertji. Bij reizen konden deze
ambtenaren een toedoeng of Javaanse
pet dragen, van voren voorzien van een
gekroonde letter W van goud, goud en
zilver of alleen zilver. Als jas werd dan
gedragen de sikkepan tjilik, een kort
buis zonder slippen, van donkerblauw
laken en een donkerblauwe lange broek.
Onder de statiebuis werd gedragen de
rompi, dat is een vest van wit casimir,
satijn of katoen met negen kleine
knopen.
Verder vermeldt het voorschrift de
dodot, het gebatikte katoenen hofkleed
met de hoekoep (buikband) voorzien
van boro (kwasten), een en ander nader
per rang gepreciseerd, en verder de
tjelono, lange broek. Al deze attributen
waren nog voorzien van per rang vast
gestelde distinctieven. Alleen voor re
genten waren er dan nog de tjenelos,