muilen van Turks of Moors model, waar van de punten enigszins opstaan. Deze mochten niet geborduurd zijn maar van zwart verlakt leder. Deze hadden ook een kapmes, wedoong, dat alleen mocht worden gedragen als de Gouverneur Generaal of een lid van de Raad van Indië aanwezig was. Alle inlandse amb tenaren hadden een kris in goud, zilver of koper. De zonen van regenten konden zich ook in kostuum vertonen. Hun knopen hadden geen gekroonde Werop maar waren geheel glad. Op hun jas met gele voering zaten gouden koorden en op de kraag een of twee grote gouden of zilveren sterren. Voor mindere hoofden dan de schrijvers eerste op het residen tiekantoor kon het reeds bestaande kostuum naar plaatselijk gebruik worden behouden. Als er eens wat te bepalen was dan kon dat worden geregeld met de hoofden van het gewestelijk bestuur. Eervol ontslagen, indische functionaris sen met twintig dienstjaren mochten hun laatste kostuum blijven dragen. Ik ben niet op de hoogte van de prak tische ervaring met deze regelgeving maar ik kan me voorstellen dat deze tamelijk fraudegevoelig was en dat vast wel eens mensen zich iets mooier voor stelden dan eigenlijk mocht. In 1 874 kreeg het inlandse gevangenis personeel donkere gesloten jassen met gladde knopen. De hoofdopzichter kreeg twee gekruiste spaden op de kraag geborduurd, de schoenmaker twee elzen en de kleermaker twee naalden. Hun ondergeschikten droegen deze emble men op de rechterarm. In hetzelfde jaar kreeg het inlands personeel van de invoerrechten en accijnzen een zwart buis met kleine zilveren W knopen. Inmiddels was het statiebuis ook als officiële dracht voorgeschreven voor de hoofden van de Preanger en de residen tie Batavia. Ook onderwijzers konden zich zo kleden maar dan wel met speciale verzilverde knopen, vertonende een opkomende zon en aan de uiteinden der stralen de woorden "Inlandsch Onderwijs". Even later kregen de dokters Djawa in plaats van de W op hun knopen een liggende esculaapstaf. Het statiebuis werd ook, desverkiezend, toegestaan aan de hoofd- djaksa's in Palembang, die overigens voor dagelijks gebruik een donker jasje met gouden W knopen droegen. Een zelfde regeling volgde voor Djambi. Ook de inlandse klerken en geldtellers bij de marine mochten een statiebuis hebben. De inlandse ambtenaren en hoofden op Zuid en Oost Borneo kregen een ge sloten buis met staande kraag, waarop borduursel van zilveren eiken- en oranje takken, galons op de mouwen, vijf zilve ren W knopen en een zwarte pet met vooropeen gekroonde W. In Benkoelen kregen de hoofden en ambtenaren een buis (badjoe) met staande kraag en als borduursel een geschelpte gouden De regent van Soekaboemi, dragende het statiebuis van 1870 en de Raden Ajoe. 5 omlijsting van 5 cm en daarin een in zeven bochten golvende gouden streep van 3 mm breed. Het buis had negen met zwart laken overtrokken knopen en een vest met negen vergulde knoopjes. Hierbij kwam een broek, zwart of wit, een hieroverheen geknoopte korte sa rong en een hoofddoek. Ook in de Lampongse districten werd door Batavia deze kleding ingevoerd voorde erkende onbezoldigde hoofden en de bezoldigde indische ambtenaren. Anders dan op Java had het gouvernement zich hier minder verdiept in rang- en stands verschillen. Op Celebes kregen in de Minahasa de majoors, die voorheen een staf voerden met een gouden of zilveren knop met rijkswapen, een geborduurde lakense frak als de Europese ambtenaren en ook een steek. In Gorontolo werd hen een lange jas met twee rijen knopen voor geschreven en een paloela op het hoofd. In beide streken kregen de lageren een donkere pet. De Europese ambtenaren In 1 846 werd besloten de zijden korte broeken der Europese ambtenaren te vervangen door donkerblauwe of witte pantalons met een gouden of zilveren galon langs de naad. De jas was niet meer van het jacquetmodel maar als een rokkostuum met smalle panden: langs de dijen weggesneden. Deze nieuwe jas kon nu ook gesloten worden (lees verder volgende pagina)

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 5