De Indische herinneringen
van Arend Hagedoorn (III)
DE REIS
De tocht destijds van Atjeh via Batavia naar Makassar vond zijn hoogtepunt in de
tussenlanding op Padang, waar mij zonder verdoving door de militaire arts een kies
getrokken werd.
Nu was het anders. We zaten op het achterdek in gemakkelijke rieten stoelen en er
werd door de mannen ernstig gesproken over alles wat met de archipel te maken
had, toen al over de Japanners en de verwaarlozing van de defensie door
Nederland. Maar daarnaast verhalen van enkele oud-lndischgasten die er al veel
jaren op hadden zitten en nostalgische herinneringen aan het oude Holland
ophaalden.
Wat mij interesseerde was een instru
mentje aan de achtersteven, waarvan
een klein kabeltje in zee verdween en
dat scheen te dienen om de snelheid te
meten - de kabel draaide voortdurend.
Daarachter het zog van de schroef, dat
men tot bijna aan het gezichtseinder
over de kalme zee kon vervolgen, de
prachtige zonsondergang, de heerlijke
zoele warmte, doorregen met frisheid
van de zee, het gebabbel van de dames -
dit alles maakte dat ik mij er verder niet
veel van herinner dan dat het een heer
lijke reis was. Een reis waarnaar de
ongelukkige mensen van het heden
verlangen als ze boeken voor een "crui
se" - maar die niet meer is te vinden,
het was een kleine vriendenkring, die
daar zat te genieten in het paradijs van
de tropische avond op zee, met de
ouderwetse verlichting, begeleid door
het bescheiden ritme van de machine
kamer, het telkens even rammelen van
de ankerstuurketting langs het boord -
de gedachten zwevend over de archipel
tot in het verre oude vaderland. En geen
muskieten - die vaak alle romantiek van
de tropische avond aan land verstoor
den. De warmte, de schoonheid, de
ruimte om ons schiep die wonderlijke
sfeer van het oude Indië, waarin de
realiteit van ziekte, teleurstelling weg
smolt en verlangen naar de toekomst
werd geboren - straks aan het eind van
de reis. Mogelijk werd deze sfeer ver
sterkt doordat de langzame cadans van
de machine ons scheen te vertellen dat
we geen haast hadden: K.P.M. bete
kende immers "komt pas morgen".
Mogelijk was het het vooruitzicht dat
we eerst Bali zouden aandoen - toen al
bekend als een van de schoonste ei
landen.
Thans hebben talloos velen Bali gezien,
maar toen zag ons kleine groepje het
nog in zijn onbevangeheid - waardig
heid en schoonheid. Wel moet ik be
kennen dat de beroemde tempels en
stenen beelden mij - nog jongen van
een hogere klas van de lagere school -
meer troffen als interessant, ongewoon,
dan dat ik het verlangen gevoelde er
altijd tussen te mogen blijven wonen.
Maar verder was het met deze vriende
lijke mensen, de ontspannen sfeer als
het ware het verlengstuk van ons para
dijselijk verblijf aan boord. We gingen
dus weer tevreden terug naar het schip
- toen het verlangen, de nieuwsgierig
heid wat we nu weer zouden gaan zien,
de overhand kreeg.
Dit was Soerabaja - een onbegrijpelijk
grote en drukke stad - al waren er nog
nauwelijks auto's. Thans zouden we
zeggen: het eigen natuurlijke karakter
van kleine dogears met een paardje, de
aanwezigheid van de kleurrijke popu
latie der wegen, was ongeschonden
aanwezig. Maar veel herinner ik me er
toch ook niet meer van behalve het
bezoek aan de buitenzijde van de HBS.
Daar achter een omheining zag ik de
jongens (een enkel meisje) die het ge
weldige voorrecht ten deel was geval
len te mogen studeren in Soerabaja. Ik
weet nog dat ik er toen ernstig aan
twijfelde of ik het wel ooit zo ver zou
kunnen brengen. Zo voelde je je als
"provinciaaltje" in de grote stad. Het is
kenmerkend voor de overweldigende
hoeveelheid indrukken van deze reis,
dat ik me niet eens meer kan herinneren
of we met de boot of met de trein naar
Semarang verder zijn gereisd.
SEMARANG
Hoewel we in Semarang natuurlijk eerst
weer in een hotel geweest zijn, gaat het
doek voor mijn herinnering pas weer op
als ik denk aan het huis; de helft van een
oud, groot huis op Bodjong met een
"paviljoen" en voor en achter een grote
tuin - ook nog een stal.
De herinnering aan de lagere school,
waarvan ik de laatste klas nog moest
doorworstelen, is vooral gekenmerkt
door de ellende van de Franse thema's.
Deze onlustgevoelens overstemden
blijkbaar alles. Het moet ook wel in
vloed op mijn gedrag gehad hebben,
want ik herinner mij als de dag van
gisteren dat mijn wat snibbige onder
wijzeres mij verzekerde, dat ik een nagel
aan de doodskist van mijn ouders zou
worden! Ik dacht dat dit niet zo'n vaart
zou lopen, alleen was het inderdaad
juist, dat ik eerst weer gelukkig zou zijn
als ik haar kwijt was. Bovendien had het
een averechtse uitwerking. Blijkbaar had
ze onvoldoende kennis van jongenslec-
tuur, want dezelfde vloek had volgens
P. Louwerseook Michiel de Ruyterover
zich horen uitspreken - zo beschouwde
ik het als een soort eerbetoon, zoals
destijds de geuzen ten deel viel. In
diens voetstappen tredend, nam ik mij
voor te zullen slagen voor het toelatings
examen HBS - uiteindelijk had ook de
Vlissingse kwajongen ingezien dat eens
de wilde haren kortgeknipt moeten wor-
Bodjong