dJnd.L5.cfis éscj snfancj van ds nacftsqaaf
laris. Deze vogel is iets kleiner dan de
Grote Sunda eilanden. Het is een vogel
Larwo
(Copsychus malabaricus)
Sri Gunting
(Dicrurus leucophaeus)
Cucak Rawa
(Pycnonotus zeylanicus)
Anis
(Zoothera citrina)
Kacer
(Copsychus saularis)
Branjangan
(Mirafra javanica)
Vraag iemand een zangvogel te noe
men. Het antwoord zal in de meeste
gevallen luiden: "de nachtegaal". Mis
schien komt een enkeling op de proppen
met een kanarie.
Zonder iets op het gezang van deze
vogels af te dingen, kan ik toch een
aantal "Indische soorten noemen die
met hun Europese tegenhangers kunnen
concurreren. (Wie van de lezers heeft
ooit in het echt een nachtegaal gehoord?)
Over smaken valt te twisten dus ook
over de mate van fraaiheid van gezang,
toch geloof ik dat mijn keuze van zes
door de meeste lezers zal worden ge
steund.
Allereerst is daar de Larwo (Jav.), Kucica
(Sund.), Kucica hutan (Mal.), Copsychus
malabaricus, een vogel even groot als
een merel met zwarte kop en schouders,
oranje buik, witte stuit en lange zwarte
staart; een vrij schuwe bosvogel, die je
meer hoort dan ziet. Behalve dat de
Larwo een zeer rijk eigen repertoire
heeft aan fraaie klanken, imiteert hij
tussendoor nog allerlei andere soorten.
Het natuurlijke verspreidingsgebied van
Copsychus malabaricus strekt zich uit
van India en China tot de grote Sunda
eilanden, maar door de mens is hij op tal
van plaatsen ingevoerd.
Een van de eerste vogelgeluiden die ik
op Hawaii hoorde was dat van de Larwo,
waar de soort in 1 931 is ingevoerd.
Iets minder uitbundig maar ook heel
melodieus is de zang van de Kacer
(Jav.), Kucica (Sund.), Copsychus sau-
vorige soort. Bovendelen en borst zijn
glanzend zwart, buik en onderzijde van
de staart zijn wit en er loopt een witte
streep over de vleugel. In tegenstelling
tot de Larwo waagt de Kacer zich vaak
in de bewoonde wereld. In onze tuin in
Bandung hadden we het hele jaar door
plezier van een paartje Kacers. De soort
heeft een vrijwel identiek verspreidings
gebied als de vorige.
Wie kent niet het robuuste gezang van
de Cucak Rawa, Pycnonotus zeyla
nicus? Deze forse moerasvogel, ver
want van de bekende Kutilang, komt
van nature voor in Thailand en de grote
Sunda eilanden, maar is in het wild
zeldzaam geworden doordat hij zo ge
wild is als kooivogel. Het is een over
wegend grijswit, gestreepte vogel met
oranje kruin. Op onze boerderij in Batu-
raden hadden we een stuk of vijf Cucak
Rawa's. Als 's morgens vroeg een ervan
een noot aanhief, barstte meteen een
concert van jubeltonen los dat verder
slapen onmogelijk maakte.
Veel minder bekend, maar niettemin
een van de beste zangvogels ter wereld,
is de Anis (Jav.), Manuk cacing (Sund.),
Zoothera (Geokichla) citrina, een vrij
plompe vogel, even groot als een
spreeuw, overwegend oranje-bruin met
grijze vleugels. Meestal hoor je alleen
de zacht ratelende alarmroep, maar
krijgt hij het op zijn heupen dan produ
ceert hij een oorstrelend, ik zou haast
zeggen beschaafd, gezang. De soort
komt voor van Pakistan tot China en de
die veel op de grond rondscharrelt,
bijvoorbeeld in bambubossen in de buurt
van kampongs.
Heel gevariëerd is ook de zang van de
Sri Gunting (Jav.), Saeran (Sund.),
Dicrurus leucophaeus en andere soor
ten van het genus Dicrurus. Dit zijn
grijze of zwarte vogels ter grootte van
een merel, maar slanker en met een
gevorkte staart. Het eigen, toch al veel
zijdige, gezang wordt aangevuld met
allerlei "geleende" noten en wordt
meestal geuit vanaf een hoge boomtop.
D. leucophaeus komt voor van Afgha
nistan tot Borneo en Java. Sri Guntings
zie je zelden als kooivogel.
Hoewel minder luid dan de vorige vijf
mag ook het gezang van de Indische
leeuwerik. Branjangan, Mirafra java
nica er zijn. Dit is een bruin, gestreept
vogeltje, niet veel groter dan een mus,
die je vooral aantreft op tegalans (open
vlakten). Het melodieuze gezang wordt
vanaf de grond of tijdens een glijvlucht
ten beste gegeven. De soort heeft een
wijde verspreiding: van Afrika tot Zuid
oost Azië en het westelijke deel van
Indonesië en Australië.
M.M.J. van Balgooy
Noot: De afbeeldingen zijn zwart-wit
copieën van kleuren-afbeeldingen in N.
Kuroda, Birds of the Island of Java II,
(1936) en geven de grootte-verhou
dingen tussen de soorten niet steeds
goed weer.