Museum vol heriimeringen
De oude man
Dierbaar mormeltje
Het Capstan blikje
jan Weites heeft gelijk met zijn "huiskamer als een museum". Met de vele reacties
die ik binnenkrijg over voorwerpen waar een bijzondere en/of dierbare herinnering
aan vastzit zouden we - figuurlijk gesproken - een museum kunnen vullen. Elk
verhaaltje bevat iets bijzonders, iets unieks. Simpel, want elk mensenleven is
uniek. Maar ons museum" heeft maar 4 pagina's en ik kan dus telkens maar een
paar inzendingen opnemen. Daar gaan we dus een poosje mee door. Eén ding
vraag ik u: zoek een dierbaar kleinood uit met een opmerkelijke voorgeschiedenis
want alles bewaren is een gewoonte oudere mensen eigen.
Kunt u zich voorstellen dat uw achterkleindochter eens met een verhaal zal
aankomen bij haar dochter van: "Kijk deze mixer is nog van je over-over-
grootmoeder geweest. Kun je je voorstellen dat ze daarmee beslag maakte? Toen
gebruikten ze nog elektriciteit, kijk dit hier noemden ze de stekker!" Over een halve
eeuw zijn ze misschien alweer zo ver dat ze alles weer met de hand snijden,
klutsen, wrijven en stampen! Maar hier komen de dierbare herinneringen:
Toen we aan het begin van W.O. II mijn
vader vaarwel zeiden, moesten we hem
beloven het schilderij, voorstellende
een oude man, altijd te zullen mee
dragen en zorgen dat er niets met hem
zou gebeuren.
Wi j, mijn moeder en ik, hebben dat dan
ook gedaan. We hebben hem van kamp
naar kamp meegedragen. Eens hebben
we hem achter het altaar in een kerk
verstopt. We waren toen in een klooster
gevangen gezet. We wisten ons geen
raad, mijn moeder zag toen achter een
soort hekwerk Onze L teve Heer hangen
aan een kruis en toen zei moeder:
"Laten we die ouwe daar maar achter
hangen".
Ook die keer was het geluk met ons en
konoen we hem later weer meenemen
naar ons volgende kamp. "Onze ouwe"
heeft de oorlog overleefd en is met ons
op de boot naar Holland gevaren. Trots
hebben we hem toen aan mijn vader
gegeven, die al in Holland was.
Hij heeft thuis altijd een bijzondere
piaats aan de muur gehad. Nu Pa er niet
meer is heb ik hem gekregen, ik ben zo
trots op mijn ouwe heer, ik wil hem niet
meer kwijt. Voor mij is hij van onschat
bare waarde, een toch wel dierbare
herinnering aan die vreselijk tijd.
We hebben het overleefd en hij is het
bewijs ervan!
J. C. BRUGMAN-v.d. NAGEL
In 1934 mocht ik, na enig zeuren, mijn
haar laten groeien. Voor een "polletje
piekhaar is het nog steeds de beste
oplossing om er redelijk netjes uit te
zien. Tussentijdse escapades naar een
korte pruik veroorzaakten wanhoop bij
kappers (net nylon, zei er een). Lange
vlechten dus, maar ook klitten, die veel
vuldig tandenbreuk in kammen veroor
zaakten. Tot ik al spoedig een stevige
kam kreeg, zo een met steel en grove
tanden. Bijna onverwoestbaar, geen
problemen in een lange reeks van jaren.
Maar alles is vergankelijk en na zo'n 40
jaar sneuvelde (door vallen op een
stenen vloer) de eerste tand en later nog
een en nog eenIn die tijd in Nederland
nergens een dergelijke kam kunnen
vinden, maar een 8 of tien jaar geleden
ontdekte ik ze bij Boots in Engeland.
Nu kun je ze hier ook kopen. Ook
ijzersterk. Maar deed ik nu die ouwe
kam. met z'n brokkelig gebit en een
kleur die van zwart vlekkerig dof donker
bruin is geworden, weg? Nee hoor, naai
die jaren trouwe dienst mag hij soms
nog eens mijn pruikebol na het wassen
ontwarren.
STANS ALEWIJN
Zij was al oud, 85 jaar, moe en ziekelijk;
zij liet weieens de waterkraan lopen. Op
een dag toen zij voor de zoveelste keer
vergeten was dat ze nog een pannetje
op haai gasfornuis had staan, terwiji het
vuur nog aan was, besloot haar zoon
haar in een verzorgingstehuis te doen
opnemen.
Drie jaar had haar man in een Japanse
kolenmijn slavenarbeid verricht. Toen
hij terugkeerde, wist hij niet of zijn
vrouw en de andere familieleden de
bezetting hadden overleefd. Dagelijks
ging hii naar het hoofdpostkantoor aan
de Grote Postweg, of op de publikatie-
borden van het Rode Kruis ook de
namen van zijn geliefden voorkwamen.
Eindeiiik was het zover. Bij de gezins
hereniging had hij een kompiekist bij
zich, met daarin behalve zijn uniformen,
ook een lap stof voor zijn vrouw (op de
zwarte markt in Manilla gekocht), wat
blikjes Beef Et Gravy, Meat Et Vegetables
en een tinnetje Capstan sigaretten.
Na drie jaar Japanse Kowa sigaretten
vond zijn vrouw dat blikje zo ieuk, dat zij
hem vroeg dat voor haar te bewaren a!s
dat leeg was. "Voortarakan beras" (maat
beker), verduidelijkte zij. "Zo'n blikje
beras is wel genoeg voor ons beidjes".
Zo ging dat blikje in de kompiekist mee,
wanneer de soldaten op actie gingen en
de legerleiding het nodig vond om
ergens de rust, orde en veiligheid te
handhaven.
De kompiekist die tijdens zo'n actie
meeging, was dan gevuld met rijst,
dèndèng en sambal badjak, want zodra
de militairen de desa's en steden gezui
verd hadden van vijandige elementen,
volgden de vrouwen in een volgend
konvooi; er werd dan in lege kantoren of
verlaten schoolgebouwen gebivakkeerd.
Dan ging de kompiekist met vivres
open en een compokist (rantsoenkist)
met anglo, arang en ander kookgerei,
zodat de vrouw de warme maaltijd kon
bereiden.
In 1949 kwamen zij met de "Zuider
kruis" naar Holland. Na een jaar om
zwervingen langs de Nederlandse
kazernes, werden zij uiteindelijk in een
dorp ergens in Gelderland geplaatst.
Toen haar man overleed bleef zij alleen
achter in dat huis met die grote tuin, die
haar man met vruchtbomen en bloemen
had beplant.
Het laatste weekeinde voordat zij naar
het verzorgingstehuis zou verhuizen,
wandelde zij met haar zwager in de tuin.
Zij vertelde hem, dat van ai die dingen
die zij zou achterlaten, zij haar tuin wel
het meest zou missen. "Kijk dan hoe
goed je broer die bomen en rozen had
achtergelaten", zei ze.
De zoon had het meubilair en huisraad
reeds verhuisd of weggegeven, alleen
in de schuur was nog die legerkist met
het stamboeknummer duidelijk lees
baar. Er was nog wat rijst en een oud
gedeukt tinnetje, of wat er nog over was
van dat leuke Capstanblikje. "Wil je het
hebben, als aandenken, niet weggooien
hoor, het is al zó oud, meegenomen
toen hij uit Manilla kwam. Hij moest er
nog voor betalen, want toen hij zijn
backpay kreeg, zat er nog een bonnetje
bij van de kantine, 1,15 voor een
tinnetje Capstan sigaretten", vertelde
zij, terwijl zij liefkozend de legerkist
streelde en het gedeukte tinnetje als
een kleinood, haast als een relikwie in
haar handen nam. In haar ogen blonken
de tranen van een oude vrouw die haar
zo vertrouwde omgeving ging verlaten
voor een ander plekje, waar zij de takaran
beras niet meer nodig had, want er zou
heel goed voor naar worden gezorgd.
Het was een afscheid van alles wat haar
zo dierbaar was: die zilveren tjitjaks aan
de muur, die koperen vaasjes, de foto
van haar man, stoer in zijn khaki uini-
form, de bivakmuts scheef op zijn
donkere haar; al die kleine dingen die
haar zo lief waren en haar eenvoudige,
maar nuttige leven zo compleet maak
ten. Ook dat simpele maatbekertje, haar
zo vertrouwde tinnetje, haar oude taka
ran beras.
P. J. SLEURINK