Stamboel, Sandiwara en Bangsasawan Las met interesse de stukken over stamboel. Helaas heb ik Miss Riboet persoonlijk nooit gekend. Weet van haar vanwege de verhalen van mijn ouders, ooms en tantes. Wel ging ik als kind veel met nénék mee als ze ging njum- bang (een feest bijwonen) en je een bedrag aan geld als geschenk en bij drage in de kosten gaf. Meestal was er dan ook een wayangvoorstelling. Ook de wayang wong was mij al heel jong bekend, maar je kon vanwege je leeftijd die nooit tot het einde uitzitten. Op pasar malams kwam dan de stamboel, vaak alle avonden uitverkocht, vooral als er goede zangers en clowns bij waren. Later heb ik nader kennis mogen maken met stamboel, sandiwara, bangsawan en ludruk. Voor wij naar Holland gingen, zag ik in Tjitjaheum bij Bandoeng het toneelstuk "Roos van Agam". Ook een geschiedenis uit de Padangse Hoog landen, in het Maleis en Petjok, heel gezellig. Dit gebeurde in een pasarloods met heel veel improvisatie en enigszins primitief van instelling maar machtig interessant met heel veel nontonners (toeschouwers). In Soerabaia, kampong Wonokitri, zag ik een ludruk-opvoering in het Jowo koeion, het Oost Javaans, ter ere van een bruiloft. Dat stuk heette "Begal wedok aju" (aanranding van een mooie vrouw). Soms wat cru en een beetje miring (schuin) en ook dubbel zinnig en voor veel uitleg vatbaar. De bezoekers lagen plat van het lachen en hadden de grootste lol. Men nam dan geen blad voor de mond en hekelde be paalde toestanden. Veel vrouwenrollen werden door mannen gedaan. Ik heb ze later op extra tuak (palmwijn) getrak teerd en lang met ze gepraat. Ze vonden het een eer dat ik zoveel belangstelling voor ze had. Later, na de bevrijding in Singapore, heel veel sandiwara gezien en ook klassiek Chinees toneel waar je geen snars van begreep. Maakte hier met doger (volkstoneel) kennis, dat mij veel aantrok vanwege de pantuns waar ik later bezeten van raakte. Helaas door de vele overplaatsingen veel notities verloren. Op de posten had je niets anders dan doger, maar daar bracht de radio dan vaak uitkomst. Je luisterde veel naar Singapore. In Salatiga wayang wong. Ik hoor de gamelan nog als tegen middernacht het heldenepos begon en Ardjuna optrad. Tijdens een voorstelling van Petrukdadi ratu (Petruk wordt vorst) kregen ze een aanval van rampokkers te verduren en dat net tijdens een felle regenbui. De lampen gingen uit en iedereen zocht dekking. Het was nog enigszins bersiap, dus ik was gewapend. Zag al wel kerels lopen met handgranaten en pistolen. natuurlijk slim verborgen. Minta ampun wat een paniek. Een paar handgranaten ontploften, gelukkig zonder ongelukken of gewonden. Die bangsats (boeven) hadden het zeker met opzet gedaan om onrust te stoken en zo te kunnen roven. Ik zocht dekking bij een kenariboom en later kwam Petruk daar helemaal ont steld ook schuilen. Veel later kwam ook een van de helden, helemaal ontdaan. Het bleek een vrouw te zijn, die deze rol waarnam. De held was ziek vertelde zij mij later. Zij had bij de vlucht haar hoofddeksel verloren en stond daar met ontblote schouders te bibberen. Ik trok mijn shirt uit en gaf haar dat als dekking. Toen ze wisten dat ik Javaans en Maleis verstond raakten wij in een ernstig gesprek. Zij scholden op de aanstichters en voelden zich veilig toen zij zagen dat ik gewapend was. Later toen alles weer veilig was, heb ik ze op soto getrakteerd en achter de coulissen kwam ik veel over hun leven te weten. In Bandung zag ik toen nog een opvoe ring van Lutung Kesarung. Dan Jakarta met miss Dja. Links van de weg, voorbij Senen, had zij haar theater. Out of bounds for any military service. Eens per ongeluk in de buurt met mijn tante, gegrepen. Zogenaamd potong jalan (om de weg af te korten). Wij zaten op verboden gebied, wie denkt daar ook aan. Mijn tante praten als Brugman en soebatten, "adoe deze, mijn schuld", zo kwamen wij er met een vermaning vanaf. Later ging ik vermomd als burger of als Indonesiër met sarong plekat en kupiah toch nontonnen. Riskeerde bij het ont dekken dan bijna een gevangenisstraf, maar had er wel voor over. De eerste maal met Soendanese vrien den, later vaak alleen. Mooie uitvoerin gen gezien, Carmen, Romeo en Juliette en vele andere. Zat altijd loge en ik viel op. Bij de tweede maal kreeg ik koffie met pisang goreng aangeboden en vroe gen ze mij achter de coulissen, waar wij heel wat afgepraat hebben. Toen ze hoorden onder wat voor om standigheden ik daar altijd zat, werd er een extra jaga (wachter) aangesteld om te waarschuwen als er ooit controle mocht komen. Ik viel te veel op in mijn vermomming. Nam later vaak rations mee, eau de cologne, port, rokerij, snoep, koekjes, kleine attenties die deuren en harten openden. Njai Dasima, rampok Si Tjonat en de paria van Glodok heb ik enkel als film gezien. Met bevriende Arabieren en turunan, de één heette Biram, ook de balkonscene gezien en gehoord in het Arabisch, minta ampun, begreep er eerst geen snars van, later ging mij een licht op. Ook een film "jalanan ka Mekka" van het beroemde kleed van de Kaaba, die van Mesir( Egypte) helemaal naar Mekka wordt gebracht, met hun gezien en een Arabische Tarzan. De vertaling kreeg ik gratis van hen die naast mij zaten. Door hen werd ik kepucut (betoverd) met de Malay-Arabische songs, de sjahidahs. Ik werd bij hen thuis genodigd en proefde typisch Arabisch eten, nasi gabuli, pilaf, etc. Leerde bepaalde kruiden en toe spijzen kennen. Klabet, dhal, kes kes, minjak samin en tangkur en nog veel meer. Het waren mannengezelschappen waar je in belandde. Vrouwen werden niet gezien. Hoogstens hun aanreikende handen van achter een gordijn. Eens ben ik ziek geworden van gabuli, te vet en daar zat niet nader te noemen vlees in. Excuseerde mij, aduh je kon ze toch moeilijk beledigen. Vertelde dat ik het benauwd had, pas ziek geweest nog telen (slikken) obat en zo meer. Zij loosden mij de tuin in, ik kijken waar je ongemerkt kon overgeven. Een muur, kippehokken, pisangbomen en kumis kucing, gehurkt en geruisloos gevo meerd. Dat begraven na eerst een gatte hebben gemaakt. Je kon nooit weten waar de vrouwenvertrekken waren en in de Oost heeft vaak alles ogen, gehei men blijven nooit lang bestaan. Dat waren dan mijn belevenissen waar je nu nog met heel veel plezier aan terugdenkt. JAN WEITES Wajang Wong voorstelling. 17

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 21