O res i dat de meeste projecten die ik ben begonnen nog wel bestonden. Het enige dat niet meer bestond was een tijd schrift, dat ik had opgezet. Dittijdschrift was kennelijk te zeer aan mijn persoon gebonden. De successen zijn natuurlijk beperkt. Je kunt veranderingen waarvan de gevol gen decennia lang voelbaar zijn, in enkele jaren forceren. Je moet processen op gang brengen door mensen voor beelden te geven. Na mij is er onder andere een Neder lander gekomen, die mijn werk voortzet maar wel minder mag dan ik. Aan een school onderwijzen, cursussen geven, dat mag, maar zo vrij werken als ik, dat is er niet meer bij. Je kunt geen pleidooi meer houden tegen corruptie of kijken hoe ver je kunt gaan. U heeft meerdere conflicten met de Indonesische militairen gehad. Wan neer deden deze conflicten zich voor en wat was de oorzaak hiervan? Na een jaar had ik mijn eerste conflict met de militairen. Het was ten tijde van de algemene verkiezingen. Toen deden alle partijen nog mee, maar de Golkar moest winnen. Dat was de stille afspraak, maar wist ik veel. Ambtenaren werden gedwongen om op de regeringspartij te stemmen, anders zou je je baan verlie zen. Er waren proefverkiezingen met gecodeerde kaarten, zodat ze er uit konden halen, wie nog niet op Golkar stemde. Er waren in die tijd twee stu denten van onze school die langdurig volhielden om niet op Golkar te stem men. Eentje werd er in elkaar geslagen en een ander werd bedreigd. Die heb ben we toen in huis genomen. De lokale militairen zaten daar natuurlijk mee in hun maag, die dachten: "nou zitten die lui bij die buitenlanders". Op een avond stond, met veel kabaal, een aantal hansips (pertahanan sipil: burger wacht) bij mij voor de deur. Die zeiden dat ze een van de studenten kwamen halen, "want die was staatsgevaarlijk". Ik zei: "jullie kunnen me wat. Nee hoor, je bent hierop Nederlands grondgebied (luid gelach). Die student is mijn gast, en je begrijpt natuurlijk wel, ik ga niet mijn gasten uitleveren. Daar is geen sprake van." Er begonnen er een paar aan mijn ramen te morrelen. Ik zei toen: "daar moeten jullie vooral mee door gaan, want dan word ik nog bozer". Kennelijk maakte mijn intimidatie wel enige indruk.want de operatie werd afgeblazen. Weldra kreeg ik steeds meer kritiek van militairen. "Visser komt overal te veel. Visser heeft te veel invloed." Ik kwam in alle desa's. Die mensen haalden mij met gejuich binnen, met muziekkorpsen, dat was onvoorstelbaar. "Onze eigen mensen zien we niet," zeiden de kepala kampungs, maar je ziet wel orang belanda's (blanken, Nederlanders)". Maar het ergste was, dat zeiden ze ook tegen de militairen. Als die in een dorp kwamen, hoorden ze: "Je bent ook welkom hoor, maar Visser is al geweest." En die lui balen, joh. Dat gaf toch wel wat wrijving, dat heb ik onderschat. De mensen hadden de neiging de vooruit gang die er geboekt werd, toe te schrij ven aan de Hollanders. De mensen dachten dat er een kracht van je uit ging, dat je alles kon. Dat is ook gevaarlijk hoor, dat de mensen je een soort ma gische kracht toeschrijven. In 1971 waren eranti-communistische razzia's. De lokale militairen beweerden, op basis van een landelijk percentage, dat er in hun gebied 40.000 communis ten moesten zijn. Er werden toen veel vermeende communisten opgepakt, en in een aantal gevallen gemarteld met elektrische schokken. Ik ben op een keer naar een commandopost in Poso gegaan, een geconfisceerd hotel, en voor de op wacht staande soldaten het beseften was ik binnen. Ik kwam toen in een ruimte waar ik blijkbaar helemaal niet had mogen komen. De aanwezige militairen reageerden geschrokken en brachten mij vervolgens naar een spe ciale kamer. Ik kwam in een ruimte met doodskoppen, met James Bond-achtige toestanden. Heel dreigend, zo van: "Wie hier binnenkomt, laat alle hoop varen". Ik denk hé, werkt dat zo. Uitein delijk werd ik bij de commandant toe gelaten. Ik wees hem op de schending van de mensenrechten. Toen kreeg ik een verhaal te horen in de trant van: mensenrechten hebben we hier ook, maar de PKI wou juist al die rechten (afschaffen). Later heeft een Batakse gouverneur overal briefings gehouden om een einde te maken aan die (martel)praktijken. Maar zo n hoge militair had toch niet alle macht om dat te voorkomen. Want in 1973, waarachtig, komt er weer een vent. Die deed het iets grover. Hij pakte veel jonge meisjes, met wie hij naar bed wilde. Dan zei hij: "Ja, je hebt vroeger op een school gezeten, waar communisten les gaven. Als je nou met mij naar bed gaat, dan loopt de zaak prima af." Een hoop van die meisjes deden dat maar, maar er was er één, die deed d'r mond open. Die pikte dat niet en kwam bij ons klagen. Samen met twee zeer moedige vrouwelijke domi nees besloten we met z'n drieën aktie te ondernemen. Als eerste aktie schreven we een brief naar de generaal van de Merdeka-divisie in Menado, in wiens ressort wij woonden. Ik schreef toen dat ik hier te gast was en niet begreep dat zijn ondergeschikten de grondwet overtraden. Hij schreef daarop een brief naar de commandant in Poso, waarin hij meedeelde dat hij uit een brief van Visser had begrepen dat er rechtsregels werden overtreden. De commandant in Poso werd woe dend en liet mij op zijn kantoor komen. Hij probeerde toen achter de naam van dat meisje te komen, maar ik hield daarover natuurlijk mijn mond. Op een zeker moment zei hij tegen mij: "Ik weet precies wie jij bent. Je hebt in Nederland als student deelgenomen aan demonstraties en je bent door de politie opgepakt." Dat klopte. Dus hij beschikte, dat heeft mij hogelijk ver baasd, over interne informatie over mijn Nederlandse verleden. Ik zei tegen hem: "Dat zal wel. Ik ben hier in Indonesië, ik ben niet in Nederland," Toen zei hij: "Nou ga ik je arresteren." Ik zei: "Je gaat je gang maar". Hij riep een soldaat, maar die was in slaap gevallen. Dus zijn woede richtte zich helemaal op die soldaat. Ik werd helemaal vergeten. Tenslotte ontdekte hij dat ik er ook nog was, maar toen kon hij het niet meer maken om mij nog aan te houden en mocht ik naar huis. Zodra ik thuis was, heb ik snel maat regelen genomen. Samen met de twee vrouwelijke dominees zijn we naar Palu vertrokken, waar we alles wat militair was hebben bezocht. Eén van de vrou wen, die momenteel waarnemend secretaris van de Indonesische Raad van Kerken is, sprak toen de leden van het wilayah komando (regionaal commando) als volgt toe: "Wat uw ondergeschikte daar in Poso doet, vrouwen verkrachten, geld verdienen, mensenrechten (schenden), dat pikken wij niet! Gewoon, dat kan niet." Nou, ik heb militairen nog nooit zo verslagen zien kijken. Al die Javanen, die zaten daar natuurlijk mee. Dat ging zo direkt. Na wat heen en weer gepraat, zei die vrouw weer: "Dan gaan jullie straks het visum van Visser in trekken, want zo werkt dat hier, en dat pikken wij ook niet". Toen reageerde die commandant: "Nee (Visser fluistert nu), wij zullen maatregelen nemen, die niemand schadenHet eindigde er mee dat de commandant in Poso later, tijdens mijn verlof, werd vervangen en snel daarop zijn ontslag kreeg. Zo werd gezichtsverlies voorkomen. Dat was dus een klein succesje. Maar dat succesje had ook weer als nadeel dat je vijanden maakte. Dat verergde nog toen ik de corrupte praktijken van de bupati in Poso aan de kaak stelde. Steeds vaker moest ik bij hogere instan ties verhaal halen, nadat ik door lokale autoriteiten onder druk werd gezet. Het doek viel voor mij toen de christelijke gouverneur door een moslim vervan gen werd. Vier weken na de val van deze gouverneur, moest ik (in 1978) inder daad het land verlaten. "Wegens sub versieve activiteiten Het merkwaardige was dat mijn opvol ger meteen een visum kreeg. Ik was nog niet weg of men zei: "Nee, het is toch een vergissing geweest. Pas later hebben we ontdekt dat het niet waar was." 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 12