Uit de oude
Kompenie Kamfer Kist
door J. A, Wormser
EEN FANTASTISCHE THUISREIS (I)
In mijn boek "De nacht van de rijzende zon" publiceerde ik mijn ervaringen in de
Kamijoka loodmijnen in Japan van december 1942 tot september 1 945. Dat
boek eindigde met mijn bezoek aan het graf van mijn vrouwen de verzuchting "nu
moet ik mijn kinderen nog zoeken". Geen happy end dus, want die hoorde daar
eenvoudig niet bij. En zo heb ik aan de thuisreis niet veel aandacht geschonken
reden te meer om daar nu eens een aparte vertelling aan te wagen.
Na die prachtige 1 5e augustus, die dag
die zo n beetje stoterig begonwel
capitulatiegeen capitulatiehaya-
koe, hayakoe de mijn in.... niet de mijn
in, onze commandanten, de luitenants
Theunissen en Semmelink moedig in
vol-tenue de wacht weggestuurd, de
potige Jan Kleinschmidt die van de
Japanse commandant een trap tegen
zijn scheenbeen krijgt en hem pardoes
een greppel inslaat, de dreigende op
loopvan ons allemaal op het voorpleintje,
en Semmelink die ons de barak weer IN
en de Jappen ERUIT stuurt, dat alles is
eigenlijk te mooi om niet nog eens te
vertellen!
Toen die drie weken wachtenen
dan: die grote 6e september, YOKO
HAMA Ik was een van de eersten die
die avond in een Vliegend Fort naar het
eiland Okinawa vloog, waar we laat inde
nacht landden in een kolossaal militair
kampement, prachtig gelegen aan een
reusachtig groot meer en een reuzen-
stad waar alle lampen fel brandden.
Ik zocht zo maar een tent uit, zette mijn
nieuwe, goed gevulde, plunjezak er
naast een veldbed en viel prompt in
diepe slaap.
De volgende ochtend zag ik dat er
helemaal geen stad was maar een
geweldig grote baaigevuld met de
gigantische Invasion Fleet voor zijn
laatste sprong naar Japan, een afgrijse
lijk avontuur dat duizenden militairen
maar miljoenen Japanse burgers het
leven gekost zou hebben, wanneer "de
bom" het einde van deze oorlog niet
gebracht had.
Wij konden zo lang op Okinawa blijven
als wij wilden, maar ik MOEST naar
huis, mijn kinderen zoekendus zat ik
een dag later weer in een vliegend fort,
naar Manilla. Ik reed met een vracht
auto mee naar het 66th Replacement
Camp waar de Yankees bezig waren
zo'n 9.000 Nederlands-Indische mili
tairen uit Japan en Burma te verzame
len. Langs een lange tafel werden wij
gescreenden wat vreemd, er werd
niet tegen ons gebruld, zoals die plat
luizen dedendie lui achter die tafel
waren zo beleefdmoest ik toch wel
even aan wennen!
Een keurige Nederlander in Amerikaans
officiers uniform, chef van de Nether
lands Indies Government Information
Service, kortweg Nigis"Wormser
Eh, van de kranten?"
"Precies meneer, maar draait u het
liever om: de kranten van Wormser!"
Hij lachte, stond op, stak zijn hand uit
"Ik ben Schuurman, Australisch-cor-
respondent van JOUW Algemeen In
disch Dagblad de Preangerbode en de
Locomotief in Melbourne!"
"En jij wordt natuurlijk weer onze
correspondent, is het niet!" Het was
meteen jij-en-jou
En, flitste mij door mijn plots ont
wakend brein: hier ligt mijn kans
"Schuurman, kun je mij niet als assis
tent gebruiken?" "Graag, en wacht
vanmiddag hier even op mij, dan gaan
we dat meteen regelen."
Hoe was het mogelijk dat ik, na die
lange en bange tocht door dikke mist,
hier zo plotseling weer stapte op dat
heerlijke gladde pad van de journalis
tiek! En dan nog wel in de rang van
Public Relations Officer in de NIGIS,
een positie waarin letterlijk alle deuren
voor je open gingen, wantTOEN zweef
de er nog zoiets van een aureool om dat
goud-geborduurde PR-embleem op je
epauletten.
Mijn splinternieuwe onder-officiers
plunje ruilde ik tegen een officiers
uitrustingen laat nou de kat maar
komme! En of die zich kort daarna ook
vertoonde!
"Wormser, je kunt mij al direkt een
grote dienst bewijzenhou jij van
avond - eer ze in onze bioscoop de film
draaien - het "avond-praatje van de
Nigis" vooral die kontjo's van jou die we
hier te gast hebben. Want jij snapt die
mentaliteit van deze ex-prisoners of war
veel beter dan ik, die de oorlog in
Australië heb meegemaakt. En zo heb
ik, volmaakt te goeder trouw, in de
nieuwe Nederlandse gedachtenwereld,
die aanzienlijk meer links denkt dan
jullie gewend zijn, mij laten ontvallen:
"Mannen, er zijn tegenwoordig geen
HEREN meer in onze nieuwe vredes-
werelden toen steeg er een dave
rend gejoel van jewelste op, zodat ik
mijn toespraak maar heb afgebroken,
eer zij de banken afbraken!"
"Ja joh", zei Schuurman, "ik kan medat
verduiveld goed indenken, want we zijn
juist zo blij dat wij nu eindelijk weer
HEREN zijn en geen koelies meer. En ze
voelen donders goed aan dat de nieuwe
ideeën van de nieuwe premier - hoe
heet die ook al weer - ja, SCHERMER-
HORN, nu niet direkt inslaan bij deze
ex-gevangenen".
En ja hoor, ik had die mocrofoon nog
niet in mijn handen, of een onheilspel
lend gebrom steeg op uit de duizenden,
een duidelijke aansporing voor mij om
het nieuws van die dag niet al te roos
kleurig te berde te brengen, en beter
maar een paar van de nieuwste moppen
er door heen, en alles liep van een leien
dakje.
En aangezien hun stijl ook de mijne
was, ontbrak het mij niet aan duidelijke
signalen uit de menigte, prettige, bedoel
ik.
Die maand dat ik op het kantoor van de
Nigis zat kon ik mij fijn weer inwerken in
mijn vak, interviews met war-corres-
pondents van alle landen rond de
Pacific en voor mijn avond-praatje en
het voorlezen daarvan - met een pikant
commentaartje - wel altijd politiek zo'n
beetje op het kantje af, dat wel.
In het kantoor naast ons werkten meer
dere Hollandse jongedames, van het
Women Auxiliary Corps, kortweg Wacks,
die bereids een stevig stuk Pacific War
doorleefd hadden. Wij zwommen met
ze in het mooie zwembad dat de Yankees
hier meteen hadden aangelegd, of we
gingen met een clubje naar Manilla,
ruim 60 km ver, en dat deed je dan door
te liften en ook de hoogste Brass liet de
chauffeur de prachtige Packard Clipper
of Cadillacs stoppen om je mee te
nemen.
We bezochten ook eens het unieke
antiek Spaanse Intra Muros - dat ik lang
geleden, in 1918 met mijn ouders
gezien had en waaraan ik een machtige
herinnering bewaarde - nu letterlijk een
puinhoop waarin duizenden Japanse
soldaten, werkelijk als helden zich dood
gevochten hadden. Verboden toegang,
natuurlijk, de lijkenlucht daar vertelde
zijn eigen verhaal.
Nu was dat allemaal wel erg leuk, daar
in gastvrij 66th replacement camp, maar
de berichten uit Batavia werden met de
dag meer verontrustend. Het was dui
delijk dat de Britse troepen in Indië,
voor het merendeel Mahrattas en Gurkas,
te klein in aantal om de steeds pre-
cairder toestand het hoofd te kunnen
bieden, waarbij nog kwam dat Generaal
Christison zich verzette tegen het idee:
Nederlands-Indische troepen uit onze
66th over te brengen. De Amerikanen
waren echt wel bereid ons te wapenen
en uit te rusten met letterlijk alles wat
16