Het nieuwe programma "Verre Bestemmingen 1991" is uit! 4jobve,ïdii FA/RW/ND verre bestemmingen reizen Ln. van Meerdervoort 610 2563 BN Den Haag 070-3468950/51 "Somstijds valt gedurende één nacht zooveel regen, dat de geheele gemeente onder water wordt gezet. Dan ontstaat het evenbeeld van Venetië. Men houdt dan een Italiaanschen nacht. Onder het schijnsel van gekleurde lampions, glij den onder de tonen van een mandoline de gondels over het spiegelend water". En als de lezer na deze onzin de bioloog serieus blijft nemen, dan is elk goed boek over het leven in Indië als paarlen voor de zwijnen. Overigens komt bij het lezen van dit soort nonsens steeds de vraag bij me op wat de schrijver bezield heeft om de lezer die onzin als reiserva ringen voor te houden. Nergens in I ndië was een verdronken gemeente na een tropische regenbui, reden tot het houden van Venetiaanse nachten. Integendeel, voor de bewoners is een overstroming een regelrechte ramp. Tot bijna onzindelijk geschrijf komt dr. Mjöberg als hij ter afsluiting van het hoofdstuk over Deli naar het zuiden kijkt: "In Palembang woont nog een van de meest primitieve volksstammen de "Koeboes", waarover fantastische verhalen in omloop zijn. Het zijn half amphibische wezens, lui en vuil. Ze verdienen nauwelijks den naam van mensch. Zij zijn niet half zoo intelligent als hunne roodharige neven, de orang- oetans, die hunne nette legerplaatsen een dertigtal meters hoog in de toppen der boomen bouwen". Meer dan het predikaat "apekool" ver dient deze beschrijving van de Koeboes niet. Natuurlijk, tussen hun staat van oerwoudmens en onze beschaving lig gen eeuwen van ontwikkeling, maar dat geeft niemand het recht zich zo deni grerend over hen uit te laten. Waarom is niet geprobeerd zich in te leven in de waarden van het primitieve volk alvo rens hun leefwereld te vertalen? Maar dr. Mjöberg is zeker niet de enige schrij ver die zich schuldig maakt aan het bestempelen van de primitieve mede mens tot een biologische categorie. Zo schrijft dr. B. A. G. Vroklage SVD in zijn bijdrage aan het boek "Indië roept" het volgende over de Koeboe, Poenan en Toala: "Wat hun oorspronkelijke voedselvoor ziening betreft, staan zij weinig hoger dan het dier, want zij zaaien niet en planten niet en doen aan geen veeteelt. Daarom moeten zij, juist zoals het dier, genoegen nemen met wat de natuur hun biedt. Ze gaan opzoek naar knollen, vruchten en bepaalde bladeren, die hun goed bekomen of zij vangen kevers, engerlingen, wormen, ratten, wilde var kens enz. Zij produceren derhalve niets en parasiteren in de natuur zoals de dieren". Zeker van een schrijver die achter zijn naam de letters SVD plaatst (Societas Verbi Divini Gezelschap van het God delijk woord), verwachtte ik andere woorden over de primitieve leefwijze van medemensen. En wat te denken van dr. Vroklage's reactie op het bericht van onderzoe kers, dat het gebruikelijk is bij nomadi- serende stammen om alles met anderen te delen wat er aan voedsel is verzameld: "Dit gebruik, op het eerste gezicht een uiting van een prachtigen familiairen geest of van een liefderijk communisme, berust in werkelijkheid echter op een welbegrepen egoïsme. Hun wijze van voedselvoorziening bevat altijd een groot toevalsmoment. Lang niet altijd heeft de man bij de jacht en de vrouw bij het zoeken naar plantaardig voedsel geluk, zodat zij soms met weinig of niets terugkeren. En zij zouden honger moeten lijden, wanneer niet anderen meer geluk gehad zouden hebben". Veertig jaar na het verschijnen van het boek "Indië roept" heeft Nederland een sociaal stelsel dat moet voorkomen dat minder gelukkigen honger moeten lijden. Zou dr. Vroklage de gedachte die aan dit sociale stelsel ten grondslag ligt ook "welbegrepen egoïsme hebben ge noemd? En welke woorden zou hij ge bruikt hebben voor het overbemesten door landbouwend Nederland en de wijze van veeteelt waarmee een aanslag op het milieu gepleegd wordt, als het woord "parasiteren" al gebruikt is voor het milieu-vriendelijke zoeken naar voedsel in het bos? Jazeker, milieu-vriendelijk, want de ja ger-verzamelaars "die geheel in en van het bos leven zijn de enigen die de kunst verstaan om dit exploiteren op werkelijk duurzame basis te doen... omdat zij hoegenaamd niets aan dit mineraal-arme ecosysteem onttrekken. Ze kennen alle voedselplanten, veel medicinale planten, eetbare insecten en hun larven, zij weten bijennesten met honing te vinden, bejagen de schaarse dieren met pijl en boog of met blaasroeren en pijlen en weten zo hun eiwit-behoefte te dekken". Na deze regels komt Marius Jacops in zijn boek "Het Tropische regenwoud" tot de uitspraak dat: "de jager-verza melaars het voorwerp zijn van discri minatie, vanuit die samenleving waarvan zij zich ver hielden en die de macht over hun territorium aan zich trokken. In andere gevallen worden pogingen ge daan hen vreedzaam te assimileren. In beide gevallen dreigt hun grote ken nis van het regenwoud voor de wes terse wetenschap verloren te gaan". 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 9