■'BiètfÊbmÈsé:
1 wdziJN 'i1
li wkimwG^xmhi
KOU
IJsheiligen, dat hoor ik nu al zo lang ik in
Nederland woon. leder jaar weer hetzelf
de geduvel, als de lente het weer eens
voor gezien houdt, dan komt dat door
de ijsheiligen. Hun komst is niet aan een
bepaalde tijd gebonden, de duur van
hun verblijf ook niet. Hoeveel het er
zijn? Deze lente heb ik ze kunnen tellen:
76 op de kop af. Elke dag een, vanaf 1
maart, reken maar uit. En toch, wat zijn
koude wind, regen, lage temperaturen
vergeleken bij de onbeschrijflijke ellende
in Bangladesh, bij de Koerden, al die
natuurrampen overal ter wereld. Je gaat
die ijsheiligen dan beschouwen als
knuffelbeertjes.
Over beren gesproken, ik maakte ver
leden zondagochtend iets heel vreemds,
iets beangstigends mee. Liet de hond
uit om een uur of 1 0. Midden op straat
zie ik iets wits liggen, een kussen,
kleding? Dichterbij gekomen zie ik een
mooie witte knuffelbeer en nog een
stuk of drie kleinere. Getraind door de
Prijzenslag-quiz weet ik dat daar voor
een paar honderd gulden aan speelgoed
ligt. Hoe komt het daar? Uit de auto
gevallen, door een peuter uit een open
raam gekeild.?
Ik raap de dieren en nog een robotachtig
wagentje op en zet het tegen de huis
deur van het dichtstbijzijnde huis. Wat
kan ik anders doen? Net wilde ik verder
lopen, of de deur wordt geopend, twee
kinderen van een jaar of 5 in pyama
rennen naar buiten, pakken het speel
goed op en slingeren het weer de straat
op, rennen weer naar binnen. Deur
dicht. Er komt een auto de hoek om, ziet
het speelgoed op de weg, weet het met
moeite te ontwijken. Een dame op een
fiets komt aan, stapt af, wil net als ik de
beren oprapen en langs de kant van de
weg zetten. Ik beduid haar dat het geen
zin heeft. Ze doet het toch. Direkt gaat
de deur weer open, weer worden de
dieren de weg op geslingerd. Weer
komt er een auto aan, deze kan het
speelgoed niet ontwijken. Ik zie twee
kinderen achter opzijgeschoven vitrage
blij springend in de handjes klappen
De ijsheiligen brengen koude, maar de
kou die ik nu voel is erger.
Hij lijkt op een Langlaufer, maar hij
schijnt iets aan zijn benen te mankeren
waardoor hij twee stokken nodig heeft.
We komen hem tegen op het wandelpad
langs de Scheveningse weg als we
onze zondagse wandeling met de hon
den maken.
"Je zal toch maar zo moeten lopen",
zegt Suzanne. We komen een wande
laarster tegen.
"Zag u die man met de stokken?" "Ja,
daar loopt hij in de verte", zegt ze. "Ja,
en?" "Hij heeft twee bossen bloemen
van het Indisch Monument gepakt en
die bij het monument van de Scheve
ningse vissers neergelegd!" vertelt ze.
We geloven het niet, gaan kijken en ja,
daar liggen bloemen bij de sokkel van
het grauwe Scheveningse monument
waar een beplante strook om heen ligt
met een hekje. "Wat een gannef", zeg
ik, "hij dacht zeker: zoveel bloemen bij
het Indisch monument en hier niks!"
Maarhoe is hij met zijn stokken over
het hekje gekomen, er is nergens een
opening te vinden. "Hij heeft de bloe
men gegooid", zegt Suzanne, "schanda
lig eigenlijk". En dan barstten we toch in
lachen uit. Ineens schiet me te binnen
wat iemand zei over de bloemen die van
het crematorium naar het Indisch
Monument werden gebracht. "Wel een
mooi gezicht iedere dag zoveel bloemen
maar ergens is het tweede hands
We kijken nog even naar de derde
handse asters op de sokkel. Dan rent
Suzanne krijsend naar haar hond die in
de struiken iets tweedehands zit op te
smikkelen. Geen bloemen in ieder geval.
LD
Ik heb je wel in de gaten jongeman, het loopt met jou de spuigaten uit! Je bent
niet voor een gat te vangen, vult het ene gat met het andere, maar eerlijk
werken is er niet bij. Je slaapt een gat in de dag, en dan kan je wel klagen datje
in zo n gat woont, maar daar ligt het niet aan. Ik spring een gat in de lucht als je
verdwijnt. Daar is het gat van de deur!
Ach mens, hou toch op, met je praatjes, die vullen geen gaatjes!
Monstera deliciosa (Foto: J. Biver)
T-1