De Indische herinnering i van Arend Hagedoorn en ai I I (slot) M Ik was stafemploye van ICHVR, 'toko Rotterdam', zat op een heerlijke bureaustoel met een kogelgewricht, was tevens chef afdeling boekhouding (ik had ook een diplomaatje boekhouden en handelscorrespondentie gehaald, dat echter de chefs niet eens wilden zien) en correspondentie van de afdeling A officieel: lijnwaden, meest voorde batikindustrie plus petroleum, was van de Koninklijke. Lim Kim Ling mijn grootste afnemer had zo nodig een blanco limiet van een ton 100.000 in die tijdTegenover mij zat de zoon van een directielid uit Rotterdam, een bijzonder aardige kerel van een soort dat ik in Indië nog niet zo had ontmoet, doch die zo vriendelijk was mij alle informatie over te dragen die Pa hem had verstrekt voor de baan in Indië. Hij had er echter allang genoeg van hoewel hij er nog slechts kort was. Met de Chinezen ging het fijn. Ik had vaak de indruk dat zij mijn leermeesters waren en ik begreep al gauw dat een sfeer van onbeperkt wederzijds ver trouwen de basis voor een goede samenwerking was, althans met de vaste relaties van Internatio. Er kwam bijna geen overeenkomst op papier, het was hoofdzakelijk mondeling en telefo nisch. Ik begon dan ook te denken dat de 'handel' een van de meest eerlijke bezigheden was in onze maatschappij. De Arabische kopers waren verre in de minderheid. Ik herinner mij Sjech Saleh bin Abdullah bin Abdad, of iets dege lijks. Ik moest wennen aan de beleefde gewoonte boerente laten bij het gesprek en het particuliere leven met de vrouw tjes kwam nog wel eens op tafel, zodat deze lacune in mijn strenge opvoeding voortreffelijk werd aangevuld. Voor de goede orde was het beter niet al te veel vast te houden aan de afspraken, daar hier weer andere regels golden dan bij de Chinezen en men leerde er delicaat rekening mee te houden. De katoentjes had ik ook een tijd te verzorgen en Tie Khe Twan was hier mijn raadsman. Ik had er bij Schnitzler iets van geleerd maar wat bijscholing was niet overbodig en het assortiment dat besteld moest worden kreeg ik kant en klaar van de Chinese vriend mee naar huis. De bezoeken werden afgelegd in een dogcar met Indonesische koetsier, twee tevreden mensen onder één dak - het was zo best uit te houden. En soms kwam ik met mijn equipage even thuis aan als ik tijd genoeg had aldaar het middageten te nuttigen. Pa met zijn fietsje in de hete zon en helmhoed keek wel eens bedenkelijk. De afdeling werd uitgebreid met een ervaren Nederlandse stafemploye die veel meer opleiding had dan ik. Ik hield het daarna bij de lijnwaden, maar kreeg er een andere job bij: de hele corres pondentie doorlezen die uitging. Zo leerde ik cultures, scheepvaarten bank zaken kennen en iets wat ik niet begreep bleek nog al eens een onjuistheid te zijn. Zo kreeg ik ook scheepvaartzaken te behandelen, o.a. averij grosse, waarbij mij een goed opgeleide vriend van Mirandolle Voute belangrijke voorlich ting gaf. In dit verhaal is de Indonesische han delsman nog niet ter tafel gekomen. Ik had er slechts één, een Mas Soeroto of Subardjo - de naam ben ik vergeten. Hij had maar f 3000,- krediet. Hij vroeg steeds maar weer voorschot. Het was een gentleman en ik had alle neiging ook 'mijnheer' tegen hem te zeggen, terwijl de Chinees met 'sobat' werd aangesproken. Hij sprak goed Neder lands en van hem heb ik uitgebreide verhalen gehoord hoe het gezien de Indonesische adat en begrippen van fatsoen en morele verplichtingen bijna onmogelijk was zaken te doen, zeker in de eigen leefgemeenschap. Nu pas be greep ik dat deze 'adat', gegroeid in de commune van de desa, een bijna on overkomelijk bezwaar was voorde Indo nesiër om zich zakelijk te ontplooien. Bij de bankafdeling klonk muziek van de Chinese kassiers als zij de goede oude Indische rijksdaalders toetsten op hun klank op een marmeren bord en aldus onderscheidden van de vervalste. Ik maakte nu het begin van een econo mische revolutie mee: een van mijn Chinese vrienden toonde mij een baal garens uit Japan tegen een belachelijk lage prijs ingevoerd. Ik moest het ook eens proberen en vroeg notering aan het door hem genoemde adres. Toen ik het antwoord kreeg, lachte hij en stelde een tegenbod voor dat ik in onze relaties met b.v. Engeland beledigend zou heb ben geacht. Maar hij had gelijk - ik overzag toen nog niet welke catastrofale gevolgen deze nieuwe concurrent uit eindelijk voor de textiel zou betekenen in andere landen, deze kwaliteit zou zijn eigen kopers vinden en vond ze. Ondertussen zochten we naar andere bronnen, b.v. voor kunstmest, die uit Duitsland kwam en Internatio betrok nu guano uit Chili. Ik heb nog de corres pondentie met Siberië, waar we even tueel boter vandaan zouden kunnen krijgen - toen de Australische niet geheel naar wens voldeed. Ondertussen had ik het laboratorium niet geheel vergeten en vond op kantoor een ander laboratorium van een Duitse fi Semarang. de Protestantse kerk aan Bodjong. 16

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 20