UIT OUDE BOEKEN BOE OE OETT Mevrouw Stien de Bries is onder de oude reisbepalingen, eerste klasse, met haar man naar Indië gekomen. Stien had er na lang overleg geen bezwaren tegen met een goede maandelijksche toelage weer naar haar geboorteland terug te keeren maareischte eerste klasse Dempo. En Henk de Bries stemde ten slotte toe. Weg is weg. Geld weg, maar zij ook weg en dat is veel waard, dacht hij. Aan scheiden dacht Stien beslist niet! Als je ooit een andere vrouw aankijkt, Henk, had zij gezegd, dan schiet ik jullie beiden dood! Je ontzegt mij je huis, en er komt geen andere vrouw over den vloer. Begrepen, Henk? Henk had gedaan, alsof hij het begreep. De Dempo ligt gemeerd in Priok's eerste binnenhaven. Het schip is overvol van afscheidnemende ambtenaren, die zich eiken Woensdag herinneren, dat een kennis of familielid vertrekt en daarom noodzakelijk een halven ochtend vrij moeten hebben. Het vatbier aan boord smaakt altijd buitengewoon voor harde werkers, die hun dorst moeten les- schen. Troepjes grapjassende jongelui, giege- lende meisjes, drukdoende matrones, gewichtige heeren en jengelende kin deren staan broederlijk vereend op het promenadedek aan de ka-zijde. Stien en Henk zitten verlaten op een bankje aan de havenzijde. Stien houdt nerveus een zakdoekje in haar hand en Henk een pot bier. "Henk wil je er om denken, dat baboe eiken Zaterdag den vloer moet schrob ben?" "Maak je daarover niet bezorgd, Stien." "Vergeet vooral niet, 's middags de planten water te geven. En mijn lieve- lingsplantje, de begonia, moet je goed verzorgen, Henk." Henk neemt een slok bier. "Goed vrouwtje." "Denk er vooral om, geen geld in de kast te laten liggen. De baboe vertrouw ik voor geen cent." "Ik zal altijd alles bij me dragen." "En vergeet niet, Henk, onze portretten bij Charls en van Es te laten halen en mij onmiddellijk een toe te zenden. "Ik zal er aan denken, Stien." "En zul je mijn portret in een lijstje zetten, Henk?" "Ja Stien." "Oh, Henk, Stien pinkt een traan weg, zul je nog aan mij blijven denken?" "Ook al Stien." Stien snikt. "Ik heb zoo het gevoel, dat ik je nooit weer zal zien." Ditmaal antwoordt Henk niet. "Je zegt niets, Henk. Oh, ik heb opeens een onweerstaanbare lust in het water te springen. "Je bent niet wijs, vrouwtje." "Waarom niet?" "Er zijn zoo'n hoop haaien in 't water, Stien." Stien snikt nog heviger. "Die kunnen me niets schelen." Henk neemt nog een slok bier. "Zijn we nu daarom getrouwd, Henk?" "Ik had het ook nooit verwacht, Stien." "O, je wilt mij weer de schuld geven." "Is het dan niet zoo, Stien?" "Zie je wel, zie je welIk ben de schuld, ik wilde naar Holland, is het niet?" "Neen Stien, ik wilde dat. Indië is geen land voor je." "Verzin geen smoesjes, Henk. Ik ben geen vrouw voor je, meen je. Maar ik zeg je, als je ooit een andere vrouw aankijkt, schiet ik jullie beiden over hoop!" Henk roept een bediende en bestelt een tweede glas bier. Stien snuit luidruchtig haar neus. "Vrouwtje, heb je al goed nagekeken of al je bagage aan boord is? Stien snikt: "Ja-a-a Dan kijkt zij Henk plotseling verschrikt aan. "God Henk, heb je dat nieuwe roze avondtoiletje nog in mijn hutkoffer gelegd? Als ik dat vergeten ben, heb ik niets om aan te trekken." Mevrouw de Bries staat op om naar haar hut te gaan en eens de koffer te inspecteeren. De Bries blijft zitten en kijkt haar na. Hij schudt bedroefd het hoofd. Waarom moest het zoo ver komen? Wat heeft Stien een aardig figuurtje. Wat was zij vroeger heelemaal aardig. Wat had hij zich het leven in Indië en getrouwd zijn, mooi voorgesteld. Het mocht niet zijn. "Lang zal ie leven, lang Luid klinkt het lied van bakboordzijde. Henk staat op om eens te zien, wie daar zoo uitbundig uitgeleide wordt gedaan. Het is een troepje jongens en meisjes, dat zoo vroolijk zingt. Zij staan in een kring om een ouden heer. Hij is Ver- schaai, leeraar aan de H.B.S., die met pensioen naar huis gaat. Gelukkige man, vertrekt nog onder het oude pensioen reglement. Wat zal er van Henk's pen sioentje overblijven, als hij voor goed naar Holland gaat. Enfin, daar wil hij nu niet aan denken. Daar heeft hij al genoeg over gesproken op de laatste N.I.O.G.- vergadering. Iets verder staat een over ste, omringd door officieren. Ook de burgemeester is erbij. Hij is de plaatse lijke militaire commandant, die vertrekt. Aardige man, heel wat anders dan die zure Dolman. Plotseling denkt de Bries aan het avondje bij Weyers. Hij voelt nog een pijnlijke plek op zijn arm. Waar zou die juffrouw Butie gebleven zijn? Een schat van een vrouwtje. Hij zal toch eens bij Weyers informeeren, of er nog nieuws over haar is. "Bier!" De Bries schikt ervan. Naast hem zit een dikke heer met nog dikker vrouwen drie kinderen. Naar het aantal glazen op het tafeltje voor hem te oordeelen, moet de familie erg dorstig zijn. "Ajo, jongens, breng mijn nog een bier, vrouw, wat mot jij hebbe? Kindere, hou jullie nou effe je bakkes dicht. Ik ken me eige woorde niet verstaan." Deze familie reist ook eerste klasse. De Bries loopt het dek verder op tot den rooksalon. Jonge, jonge, wat zijn die nieuwe schepen toch mooi gebouwd. Rijk en smaakvol is de salon ingericht. Kunstenaars van naam hebben de in richting ontworpen, het plafond, de paneelen, de trappen, de luxueuze fauteuils. In een van die fauteuils zit een heer met één been over de armleuning. Hij schijnt zich in deze salon thuis te gevoelen. Geen wonder. Hij heeft een vast inkomen van tweeduizend per maand als chef van een groot handels huis. Hij was altijd "bij" en heeft met goed gevolg eens een lagere school doorlopen. Hé! Daar heb je dien onaangenamen Dolman ook. De kolonel kijkt weer erg streng. Staat hij alleen? Neen. Zijn dochter Emmy staat bij hem, maar ver der is er toch niemand in zijn gezel schap. Emmy kijkt helemaal niet vroolijk en tuurt door een groot venster naar de haven. De kolonel tikt haar even op den schouder. "Heb je de billetten van je bagage en je pas goed opgeborgen?" "Ja vader." Emmy heeft geantwoord op een toon, waaruit Dolman kan opmerken, dat zij niet genegen is veel te zeggen. Beiden zijn alleen naar Priok gegaan. Dolman was het aangenamer, dat zijn vrouw en doch ter Jeanne thuisbleven. Emmy had thuis van hen afscheid genomen, zonder te huilen, al had zij haar verdriet kunnen uitschreeuwen. Maar haar vader zou zien, dat zij haar straf heldhaftig kon dragen. Dolman was gedurende het afscheid reeds naar den auto geloopen. Hij was bang niet zoo heldhaftig te zijn. "Emmy als je in Rotterdam aankomt, ga dan onmiddellijk naar tante Marie. Ik heb haar geschreven. Je zult daar wel 18

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 22