OVER DE KLEINE GONG EN EEN DOKTER JAN STOLK Op 14 juni a.s. vindt in Leiden de derde studiedag over Indische Nederlanders plaats. De onderwerpen die op die dag aan de orde komen zijn onder meer "sociale netwerken", "een taalkundig kader voor de bestudering van Indisch Nederlands" en het "vraagstuk van de volkhuisvesting in de stedelijke gebie den op Java in de jaren twintig". Onge twijfeld zal dat alles en nog veel meer een interessante dag opleveren, en de geleerden en ingewijden kunnen dan weer eens menen dat Indië en Indische mensen toch behoorlijk in de weten schappelijke belangstelling staan. En wie weet tot wat voor moois dat allemaal kan leiden. Misschien wel tot het voort bestaan van "De kleine gong".Nooit van de kleine gong gehoord? Dat kan ik me wel voorstellen en daarom dus dit artikel. Het is namelijk net al bijvoorbeeld met sport. Men kan wel een mooi groot stadion bouwen dat bomvol mensen zit en langs de lijnen kunnen zich allemaal officials, coaches, journalisten en camera's bevinden en op het veld een stel gesponsorde spelers in een mooie outfit, maar als er geen bal is dan is dat alles in feite toch voor niets. De kleine gong dus. Dat is het twee maandelijkse contactblad van de Stich ting voor Gerepatrieerden te Utrecht. Een 22 pagina's tellend blaadje op A5- formaat vol Christelijke moraliteiten, enkele mededelingen en wat culinaire tips. Het is maar zeer de vraag of dit blaadje nog lang zal verschijnen want de redactie wordt al een dagje ouder en opvolgers zijn niet direkt zichtbaar. Die redactie bestaat uit de heer en mevrouw Hoens, stille werkers die al jarenlang in het klein trouw hun steentje bijdragen aan een betere wereld, ook voor Indische mensen. Haar grootmoeder leidde een weeshuis op Molenvliet en dat werk wilde Caroline Johanna Boelhouwer, nu 76 jaar, ook graag doen, maar dat is er nooit van gekomen. Al vanaf 1932 woont zij in Nederland, waar zij onderwijzeres is geweest en waar zij in 1947 is getrouwd met D. J. Hoens, die later aan de Uni versiteit van Utrecht Theologie zou gaan doceren. Maar al had ze Indië al vroeg verlaten, de banden bleven en die maak ten het ook dat zij altijd haar hulp aanbood aan Indische mensen die hulp nodig hadden. Daarvoor stelde zij ook haar huis open. En vooral was dat nodig in de jaren na de oorlog. Dit particulier initiatief werd in 1954 gestructureerd door het een activiteit te laten worden (de sectie gerepatrieerden- zorg) van de kerkelijke sociale arbeid van de Hervormde diaconie Utrecht. Samen met haar man zette mevrouw Hoens zich vanuit deze organisatie in voor het geestelijk en maatschappelijk welzijn van zo'n 80 Indische gezinnen. De Sectie Gerepatrieerden (sinds 1 990 overgegaan in de Stichting voor Gerepa trieerden) kent drie afdelingen: de kleine gong, pastoraal werk en de pasar. Vooral die laatste afdeling is bekend, ja zelfs beroemd geworden want velen hebben op zijn minst wel eens gehóórd van de Pasar Senang die tweemaal per jaar in Utrecht wordt gehouden. Dat is geen grote pasar malam zoals in Den Haag of Amsterdam, maar gewoon rijen tafels met eten en spulletjes in een wijkgebouw. Een gebeuren zonder pre tenties en misschien juist daarom zo succesvol want het is er altijd stampvol. En de opbrengsten gaan naar charita tieve projecten in Indonesië. Anno 1991 hoeft het echtpaar Hoens zich niet meer zo intensief bezig te houden met het maatschappelijk welzijn van hun achterban. Die is allang geïnte greerd en geassimileerd of hoe dat ook allemaal mag heten. Maar een kern is er nog altijd. Mensen die de oude banden op prijs blijven stellen en die af en toe ook bij elkaar willen komen in een kerkelijk samenzijn, want Indische men sen hebben altijd meer behoefte gehad aan een woord voor het hart dan aan droge exegese. En daar is ook nog altijd de pasar die waard is om voortgezet te worden. Veel werd en wordt al gedaan door vrijwilligers, maar het zou toch aardig zijn als er ook Indische jongeren zijn die de klank van die kleine gong laten klinken. Een Indische klank is een bijzondere klank. Kan dat zijn tenminste. Jan Stolk, huisarts, had zo'n bijzondere toon. Dat zegt hij niet zelf, dat zeggen zijn patiën ten. Of beter: zijn oud-patiënten want Jan Stolk heeft net een paar weken geleden zijn praktijk overgedragen. Het geheim van zijn bijzondere klank heeft hij, zonder het zelf te weten, onthuld in zijn afscheidsspeech tijdens een druk bezochte receptie. Toen zei hij onder meer: "Een goede dokter is vooral een aardige dokter. Dit is de boodschap die ik de jongere generatie (dokters) zou willen meegeven: wees aardig en ben je ook nog goed, dan is dat meegenomen". Dezelfde speech begon hij met: "In het land waar ik vandaan kom, worden toespraken als deze wel eens begonnen met "Saudara saudara", hetgeen zoveel betekent als: broeders, zusters, familie leden, kameraden en zo is het in dit geval toch ook een beetje". Jan Stolk had zijn dokterspraktijk in Amsterdam en in de ruim 30 jaar dat hij daar zat wist hij niet alleen een verlopen praktijk op te laten bloeien, maar ook wist hij mensen van alle nationaliteiten aan zich te binden. Zijn afscheidsgroet heeft hij dan ook in meer dan 10 ver schillende talen moeten uitspreken. Hij is in 1 926 in Soerabaia geboren. Hij was nog jong toen hij zijn vader verloor. Zijn moeder was een meisje Van Rijn en dat was een bekende naam in het Yogyase. Jan Stolk: "In het Jappenkamp zat ik tussen blonde katjongs die meer wisten van Indië dan ik die o zo Hollands was opgevoed. Het klinkt gek, maar dankzij de Jap ben ik iets van Indië gaan kennen. Van eetbare planten bijvoorbeeld. Na de oorlog, ik heb toen ook in die beruchte Werfstraat gevangenis gezeten, heb ik mijn ogen uitgewreven bij het zien van zoveel wreedheid en revenge. Ik had me voor een burgerfunctie aangemeld bij de Gurkha's en op een dag liep ik in uniform rond, maar toen kwam ik een leraar van de HBS tegen en van hem moest ik terug naar school. In 1947 met mijn broer naar Holland. In Haarlem naar het lyceum en daarna naar Delft om bouwkunde te studeren. Dat lukte niet en toen zag ik grote affiches waarop kader werd gevraagd voor de K.P.M. Aangenomen. Ik wist niks van shipping, het was een ruige tijd maar ook een onvergetelijke periode waarover werke lijk boeken zijn te schrijven. Toen mijn contract na vijf jaar om was, ontmoette ik vrienden die inmiddels arts waren geworden. Dat inspireerde mij en zo begon ik op mijn 29e aan de artsen studie. Daarna even assistent geweest in een ziekenhuis en toen de praktijk in Amsterdam. En hier wil ik zuster Smit noemen, mijn assistente die mij al die jaren heeft De heer en mevrouw Hoens

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 6