hoe armzalig ook, zo gerieflijk mogelijk te maken. Dan werk zoeken natuurlijk. Ik klampte een ieder aan die mij misschien aan werk kon helpen. Op een avond liep ik met een vriendin langs een leegstaand huis. Op de stoep bij het hek zat de djaga. Wij vroegen zo maar aan hem wie er in dit huis zou komen wonen. De djaga vertelde dat het een buitenlands kantoor zou worden. Een kantoor met buitenlanders dus. Ze hadden een contract met de regering. "Hebben ze mensen nodig?' vroegen wij gretig. "Best mogelijk", antwoordde djaga, "ze beginnen pas". De volgende dag ging ik er direkt op uit, gewapend met een sollicitatiebrief. Ik had voorheen eens gewerkt al typiste, wie weet konden ze mij gebruiken. Ik had geluk. Na een test en een kort interview kon ik de daarop volgende dag aan de slag. Ik was heel blij met mijn baan. Deze bui tenlanders, het waren Zwitsers, deden tenminste niet moeilijk. Als je bij een regeringskantoor solliciteerde moest je een hoop diploma's hebben, een titel des te beter. Jammer genoeg had ik geen goede schoolopleiding Zo begon ik mijn carrière als Indonesische werkkracht op kantoor. Eerst als gewone typiste, die ook moest fungeren als receptioniste, telefoniste, telexoperator en radio-operator. Van alles en nog wat moest ik daar doen. Ik vond het niets erg, want hierdoor kon ik ervaring op doen. Langzamerhand kwamen er meer buiten landers naar Indonesië om te investeren. Ook de Hollanders. De diplomatieke banden tussen vele westerse landen en Indonesië waren zo goed als normaal. Daarom wilde ik proberen mijn zuster te schrijven. Waarheen? Waar woonde zij nu? Er waren jaren voorbij gegaan zonder enig bericht. Het laatste bericht was dat zij zou trouwen, dus dat betekende dat zij een ander adres kon hebben. Nou ja, op goed geluk dan maar. Dat had ik toch al zo vaak gedaan. Ik schreef naar haar oude adres. Wie weet was zij er nog. Na een paar maanden kreeg ik eindelijk bericht van haar. Mijn brief bleek een hele reis te hebben gemaakt eer mijn zuster het in handen kreeg. Zo te zien was de post in Holland heel goed. Daarna kreeg ik gere geld bericht van haar en de familie. Van mijn salaris kon ik nog wat gaan sparen om een beter huis te huren in een andere buurt. Met een grote dosis durf en wat speculeren kon ik mij opwerken tot di rectie-secretaresse. Een reisbureau bood mij de positie van Marketing Manager aan. Weer een ander bood aan samen een uitzendbureau op te richten dan weer om een zaak op te richten. Ik had er voor bedankt, maar deed het later toch nog op een free-lance basis. Dat betekende na kantoortijd rennen van 't ene kantoor naar het andere. Ik leek wel gek, dacht ik bij mezelf. Maar het was niét voor niets, want uiteindelijk kon ik een klein (piepklein) huisje kopen gelegen helemaal in Cengkareng nabij het vliegveld. Naderhand verkocht ik het en kocht een iets groter in een nieuwe buurt van de Kebayoran Lama. Ja, wat wou ik nog meer. Een auto ver langde ik niet met het oog op het ver warrende verkeer van Jakarta. Ik ben te zenuwachtig en zou er toch een puinhoop van maken. Het kon zijn dat ik alleen met één wiel van de auto zou thuiskomen, doordat ik gewoon weggedrukt zou wor den. van de weg. Maar ja, een auto was nu eenmaal een nuttig ding als je zo ver van kantoor woonde. In de vroege ochtend had je geen taxi en een abonnement ne men op een taxi leek mij een beetje te kostbaar. Daar kon ik wat anders van kopen. Dus moest ik wel met openbaar vervoer gaan. Dat was de bus. Je had de grote bus sen, micro bussen en dan de kleintjes. Het werd wel een lijdensweg. Om vijf uur 's morgens op staan, wat soms niet meeviel als je de avond tevoren laat naar bed was gegaan vanwege belangrijke zaken of overwerk. Kantoor had soms de gewoonte om ons tot bijna middernacht te laten overwer ken. Ik moest om kwart voor zes reeds op de bushalte wezen. Nou ja, bushalte. Die bussen hebben feitelijk geen bushaltes, alleen aan de protocol wegen houden ze zich aan de bushaltes. Ze stoppen waar het hun uitkomt. Bij gratie Gods kun je een plaatsje bemachtigen, zo niet dan moest je hangen als een aap bij de deurpost. Het waren niet zulke degelijke bussen zoals in Holland. Sommigen moesten hoognodig naar de schroothoop. Vooral die micro bussen. Vaak genoeg moest je oppassen dat je niet in een gat stapte, want de bus zat vol gaten waardoor je de weg onder je kon zien. Enfin, je moest mee met zo'n bus, veel commentaar kon je dus niet geven. Denk maar niet dat ze stoppen als je mee wilt, neen, ze reden erg langzaam om je de kans te geven in de bus te springen. In het begin had ik de slag er nog niet van, maar nader hand ging het uitstekend. Je sprong in de bus met je rechterbeen en je sprong uit de bus met je linkerbeen. Het ging uitstekend zo. Ik kon het zelfs doen met een hoop bagage in mijn handen. Ging het niet best dan ving de conducteur je wel op en trok je verder naar binnen. Was die goede man ergens anders in de bus, dan waren het de andere passagiers die je verder naar bin nen trokken. Zo ging het dag in dag uit. Slechts wanneer het regende ging ik met de taxi. Naast het drukke kantoorleven zag ik kans om ook met diverse liefdadigheids instellingen mee te doen. Zo had ik vijf kinderen bij mij in huis genomen. Het waren kinderen van een heel arm gezin. Jammer dat ze mij niet vaak thuis zagen. Meestal was het de meid die ze verzorgde. Gelukkig hadden ze begrip voor mijn drukke leven. Want de school moest betaald wor den, kleren gekocht enz. enz. Aan de school besteedde je een hoop geld. De uniformen moest je kopen en dat bestond uit: "dage lijkse uniform, padvinders uniform en uni form voor speciale gelegenheden op school. Voor proefwerk moest je f 1,50 betalen, iedere keer zwemmen was ook f 1,50. Moesten ze hun rapport halen dan kostte het f2,50 en ga zo maar door. Nog niet de boeken en schriften. Of als ze van de lagere school naar een hogere school gingen dan was je verplicht weer nieuwe uniformen aan te schaffen, boeken en (dure) inschrijfkosten. Voor de particuliere scho len betaalde je meer dan voor de regeringsscholen. Hoe hoger de scholen hoe meer je moest uitgeven voor alles en nog wat. Deze pleegkinderen waren Islamieten, dus ik zorgde ervoor dat ze als een goed Islamiet hun geloof beleden. Mijn karige kennis over dit geloof kwam wel goed van pas. In de vastentijd moesten ze 's nachts opstaan om een maaltijd te bereiden die ze (lees verder volgende pagina) Ik, tweede van links, op mijn werk 19

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 19