POIRRIÉ'S PERIKELEN Het moestuintje Voor het vlakke platteland had Boetje nooit veel waardering gehad. Hij had er ook nooit mee te maken gehad. In de trein gezeten, had hij de koeien en weilanden wel voorbij zien schuiven maar echt gezien had hij ze eigenlijk niet. Ze interesseerden hem geen barst. Daarom was het zo vreemd, dat hij na zijn pensionering het flatje in de Randstad verliet en met Deetje naar een Veluws dorpje trok. Nog vreem der was, dat Boetje besloot een eigen moestuintje te organiseren. Deetje stond er een beetje van te kijken, want op het flatje had zij hem er ternauwernood toe kunnen bewegen een paar geraniums op het balkon water te geven. Het vooruit zicht van eigen verse groenten trok haar echter wel aan, daarom gaf zij geen com mentaar en liet hem begaan. Daar het achtertuintje van hun rijtjeshuis weinig mogelijkheden bood ging Boetje meteen op pad om een geschikt stukje grond te versieren. Na lang zoeken kon hij terecht bij de plaatselijke melkboer. Deze, een slimme Veluwnaar met een vooruit ziende blik, had Boetje subiet in de smiezen en verhuurde hem een lapje grond van pakweg tien bij tien meter dat achter zijn eigen, grote moestuin lag. Echt mooi lag dat lapje er niet bij. De melkboer had in de loop van vele jaren alle bij het spitten omhoog gekomen rotzooi op die plek gedumpt en de brandnetels hun gang laten gaan. De in laaiend enthousiasme ontsto ken Randstedeling liet zich door de aanblik van het oerwoud niet ontmoedigen en stortte zich met veel élan op de ontginning. Met in het achterhoofd de verhalen van pa, die een blauwe maandag kleinlandbouwer in Kesilir was geweest en de corvee-erva ringen aan de voet van de Goenoeng Bohong, hield Boetje vol en kreeg het karwei geklaard. Toen het lapje grond er mooi glad en goed bemest bij lag, was de zomer echter bijna om. Boetje liet zich daardoor niet uit het veld slaan. Hij stopte de aangekochte zaadjes en stekjes in de grond en hield de boel goed vochtig. De 28 melkboer kwam af en toe even kijken en schudde vaak het wijze boerenhoofd, maar Boetje trok zich daar niks van aan. Na enkele weken werd zijn volharding be loond. Hier en daar kwamen barstjes in de grond en vertoonden zich de eerste groene kopjes. Opgetogen sleepte Boetje zijn vrouw er bij en wees haar op de resultaten van zijn noeste landarbeid. Helaas werd het niks. Toen de eerste bladeren begon nen te vallen deden Boetje's borelingen mee. Het hele moestuintje zakte in elkaar en er viel niets te oogsten. Het lag aan de bemoedigende woorden van Deetje, dat Boetje na een winter van kniezen toch weer zijn landbouwmaterialen uit de schuur haalde en een tweede poging ondernam. Dankzij bestudering van en kele reclame-folders en boeken, deed hij het deze keer zoals het hoorde. Precies op tijd ging de boel de grond in en ook precies op tijd kwam alles er weer bovenuit. Trots op zijn werk, kon Boetje urenlang naar zijn moestuintje kijken. Een verdwaald plukje onkruid verwijderend en vervolgens de regelen der kunst en traditie op originele Veluwse klompen rondgaand, voelde hij zich een hereboer van het zuiverste water. Akelige bijzonderheid van die tweede po ging was echter, dat het een abnormaal droge zomer werd. Zelfs de altijd al over het weer klagende boeren zagen het echt somber in en gaven kapitalen uit aan het kunstmatig benatten van hun velden. Voor Boetje werd het met de dag moeilijker. Besproeien kon hij niet, want zijn tuintje lag pakweg driehonderd meter van huis af en zo'n lange tuinslang was hem te kost baar. Van de melkboer hoefde hij geen hulp te verwachten. Die had al problemen genoeg met zijn eigen lap grond. Het enige dat Boetje restte, was het met de hand begieten van zijn dorstige plantjes. Daar toe schafte hij twee flinke emmers aan. Gevuld wogen deze rond vijftien kilo per stuk, dus een flink totaal gewicht om over driehonderd meter met handkracht te verplaatsen. Bovendien moest Boetje ach terom omdat Deetje geen geklieder in haar kraakheldere gang wilde. Dat bete kende, dat hij achter vijf huizen langs moest en pas na het oversteken van de weg en een braakliggend stuk grond bij het weilandpaadje uitkwam dat naar zijn tuin tje leidde. Een auto had hij niet, in die tijd beschikten alleen dokters, generaals en directeuren over zo'n vervoermiddel. Zo gebeurde het dat Boetje enkele malen daags de route afstrompelde. Af en toe omhoog kijkend en biddend voor wat regen hield hij vol, al kraakten zijn botten en dacht hij vaak met weemoed terug aan de geraniums op het flatbalkon. Soms leek het hem zelfs, als stond ergens een Jap of Heiho om hem tot grotere spoed aan te zetten, maar dat was slechts verbeelding en waarschijnlijk te wijten aan het bijzon der droge weer. Dat uiteindelijk Boetje ineenstortte en als een gebroken man huiswaarts keerde, was te verwachten. Ook vele boeren zagen het niet meer zitten en die waren toch wel wat gewend. Bij Boetje was het net zo. Alleen werd zijn mentale ineenstorting slechts zijdelings veroorzaakt door de droogte en was de ware schuldige een koe. Over het weiland paadje strompelend, werd Boetje ontdekt door een dorstige koe. Het dier had het kennelijk goed te kwaad, want het kwam op een sukkeldrafje op de waterdrager af stak de lompe kop in de linker-emmer en slobberde die in een oogwenk leeg. Boetje raakte door dat voorval uit balans. Terwijl de koe de kop nog in de emmer had, maakte Boetje een halve pirouette en verloor ook de inhoud van de rechter- emmer. Verrast door het gerammel van emmers kwamen meerdere koeien naar de waterplaats gesukkeld. En zo, omringd door loeiende en slobberende koeien, ging Boetje door de knieën. Hij liet de emmers liggen, ging naar zijn moestuintje en plukte wat er nog te plukken was. Daar dit slechts bestond uit een tweepersoons maaltje sterk vermagerde boontjes en vier op augurkjes lijkende slang-komkommers, legde Deetje zich neer bij het definitief afschaffen van het eigen moestuintje. Als je er alles aan gedaan hebt om iets voor elkaar te krijgen en het lukt nog niet, moet je er mee ophouden en desnoods de eer aan een ander laten. Die kreeg de melkboer trou wens. Het jaar daarop was het een zomer met echt groeizaam weer en daar voer de melkboer wel bij. Boetje's tuintje was prima bemest en in de plaatselijk gebezigde ter men heette het, dat de groenten "de grond uut brulden". Slimme vent, die melkboer. Jaren later kochten Boet en Deetje een goede tweedehands diepvriezer. Het ding vrat wel stroom, maar kon een heleboel groenten herbergen. Die haalde Deetje op de markt. En soms voor een schappelijk prijsje bij de melkboer. Zwart natuurlijk en vaak van het stukje door Boet bouwrijp gemaakte grond.

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 28