seling weer op de fiets, mompelde Iets van
'Excuse me captain, en reed in snelle vaart
weg, ons nog even beduidende dat wij zijn
richting moesten volgen
Daar liepen nu de dokter en ik op een
volkomen onbekende weg ergens in Siam,
een vreemde bestemming tegemoet. De
regen spetterde met zware druppels in
onze gezichten en in de verte rommelde
de donder. Hier en daar stond een klein
kamponghuisje, waarin een dapper lichtje
brandde. De weg boog om naar links en
kreeg neiging in een modderig voetpad te
ontaarden. Heel in de verte naderde een
lichtje. De vulpenjongen keerde blijk
baar terug. Wat was hij gaan doen? Het
vuur opstoken onder onze avondmaaltijd
of de oven vast verwarmen waarin we
geroosterd zouden worden? Hij bracht
twee pajongs mee (grote parapluis) en een
onbegrijpelijk bericht, dat de dokter en ik
geen van beiden begrepen, maar waarop
we allebei met zo'n zekerheid reageerden
van 'aha! Very OK', dat we geen van
tweeën van elkaar in de gaten hadden, dat
we 't niet hadden verstaan en ongeveer
gelijktijdig bij elkaar informeerden: 'Wat
zei hij
Het pad werd hoe langer hoe smaller,
slingerde schijnbaar doelloos, dan weer
naar rechts en dan weer naar links, om
tenslotte geheel onverwachts uitzicht te
geven op een geweldige open plaats in het
bos, waar enkele grote, erg lelijke gebou
wen waren opgetrokken. Het leek wel een
soort paleis. Bij de ingang brandden ge
kleurde lampjes en het geheel maakte net
die soort verdrietig feestelijke indruk, die
de angstvraag van de dokter aan mij kon
rechtvaardigen: 'Lieve hemel, we zijn toch
niet, zonder het te weten, bij de koning van
Siam op een tuinfeest gevraagd?' De
vulpenjongen deed geweldig zeker en een
beetje gewichtig, stevende op de linker
vleugel van het gebouwencomplex aan en
loste plotseling al onze vragen op, door vol
trots mee te delen: 'I am working here!
Government!'
Veel werd ons nu duidelijk. Ten eerste de
stand van onze gastheer:waarschijnlijk
een klerk op een van de regeringsbureaux.
Vandaar natuurlijk ook de vulpen.
Ten tweede begrepen we nu ook, dat we
hier beslist niets te maken hadden, maar
dat hij ons dit gebouwencomplex, ondanks
re~gen en onweer, had wfllen demonstre
ren, om een zekere indruk op ons te
maken. We slaakten een zucht van verlich
ting, 'O.K.-den' ettelijke malen zeer en
thousiast en mochten toen door een poort
heen lopen, die blijkbaar toeganggaf tot de
terreinen van de regeringsgebouwen. Juist
toen we begonnen te denken, dat de invi
tatie misschien niets anders zou inhouden,
dan een nachtelijke bezichtiging van die
tuinen, zagen wc in de verte tussen de
bomen een miezerig lichtje branden en
volgde prompt de mededeling: 'My home'.
We waren nu weer minstens tien minuten
lopen van de regeringsgebouwen af en de
verlatenheid drukte opnieuw zwaar op
onze stemming. Het onweer begon ge
paard te gaan met lugubere windvlagen en
we waren blij met het vooruitzicht van
ergens een dak boven onze hoofden te
zullen vinden. Verwachtende nu weldra
een dozijn kindertjes en allerlei familiele
den van de vulpenjongen in de buurt van
het lichtje te zullen aantreffen, haastten wij
ons de laatste paar meter voorwaarts. Nu
zouden wij dan eindelijk een blik kunnen
slaan op het welvaartspeil van een
gouvernementsambtenaar in Thailand. Zou
hij in een keet wonen, een kamponghuis,
een villa, wat zou het zijn Door de
donkerte was er van de omgeving niets te
zien, dan een soort koepeltje, dat blijkbaar
boven een vijver was gelegen, en waarin de
lamp brandde, welke wij van verre reeds
hadden gezien. Het scheen de bedoeling te
zijn, dat we de koepel binnengingen.
Het was er tamelijk duister, maar ondanks
dat, zagen wij duidelijk, dat er een tafel
gedekt stond voor zes man, echt met
borden en glazen, flessen en schaaltjes.
Weifelend bleven we staan. Onze begelei
der was ergens zijn fiets gaan neerzetten.
We stonden moederziel alleen in de koe
pel. Geen menselijk geluid liet zich horen.
Geen kinderen, die schreeuwden en ner
gens de brabbelende conversatie van
Siamese vrouwen. Als de bliksem door de
lucht schoot, konden we even het rimpe
lige vijverwater onder het koepeltje zien
schitteren. Dat was allesl Ik dacht aan
vloeren met geheime luiken er in en
mensenlichamen die gemakkelijk in stille
vijvers geworpen zouden kunnen worden.
De dokter inspecteerde de flessen.
'Whisky' zei hij tenslotte op een toon
waarop men 'dynamiet' zou zeggen. 'Niet
te veel drinken, het is bocht', voegde hij er
na enig nadenken nog aan toe.
De wind deed de koepel schudden. 'Be
grijpt u er eigenlijk nog iets van vroeg ik
voorzichtig, zonder al te veel te laten
merken, dat ik hem nogal zat te knijpen.
'Ach, een aardige invitatie, dat's alles was
het niet erg overtuigende antwoord.
'Ja, maar ik bedoel, woont hij hier? En
waarom is er voor zes mensen gedekt? En
waarom die gekke koepel? Heeft hij die
misschien gehuurd ter ere van deze avond?
Of wonen Siamese ambtenaartjes in koe
peltjes boven donkere vijvers... Ik bedoel
maar... ik kan dit bezoek nergens ordenen,
onderbrengen in een Hollands kastje van
'zoveel per week - zo'n soort ontvangst',
begrijpt u wat ik bedoel?'
De dokter keek me aan met een vreemd
gezicht. Ik verdacht hem ervan, dat hij
precies voelde wat ik meende, maar hij
31