THAILAND
MALEISIË
Tours Tickets
boek bij
AURORA (ANVR/SGR/IATA)
Clauskindereweg 28-29
1069 Amsterdam
Tel. 020 - 619 93 77/619 93 96
Zat. telefonisch niet bereikbaar
Zodra ik dan weer verklaard had, dat zijn
koning ook 'O.K.' en ook 'number one'
was klapte hij in de kurkdroge handjes van
de pret en gilde luider, naarmate hij meer
drank op had. Dit spelletje scheen nimmer
meer te zullen eindigen, want als ik al eens
een enkele keer trachtte zijn wat eento
nige speech te negeren, dan trok hij aan
mijn mouw en keek zo hopeloos zielig en
vernederd, dat ik maar vlug begon te
'Okeeën en te numberwannen
De Siamese mevrouw was inmiddels naast
de dokter gaan zitten en at verschrikkelijk
veel met een vreselijk open mond. Net
toen ik dacht: 'Oja, de vrouw neemt bij de
Oosterse volkeren maar een bescheiden
plaats in', werd ze opeens zonder de min
ste aanleiding aan ons voorgesteld. We
moesten opstaan en buigen en iets op haar
gezondheid drinken. Of het hier eigenlijk
een verzuim gold, dat werd ingehaald, is
me niet duidelijk geworden.
Toen kondigde de vulpenjongen aan, dat
'Nin' iets voor ons wilde zingen. Vol be
langstelling wat er nu in 's hemelsnaam
voor de dag zou komen, staarde ik in de
richting van de kleine Siamees. Hij stond
op en begon met zijn ogen recht omhoog
gericht, allerlei tonen uit te stoten, die
geen enkele melodie vormden, maar de
eigenaardigheid hadden om heel onver
wachts van de hoge c tot de lage as af te
dalen. Het duurde zeker twee volle minu
ten en het was adembenemend stil in het
kleine vertrek Ik kon onmogelijk uitmaken
of dit mooi, komiek of godsdienstig was en
staarde angstvallig niet in de richting van de
dokter, daar ik vreesde dat wij dan beiden
in de lach zouden schieten. Toen het uit
was, klapte ik in de handen en dat scheen
nog niet eens zo'n gekke reactie te zijn,
want 'Nin' boog minzaam, ging weer zit
ten, schonk alle glazen vol en begon weer
een eindeloze speech.
Dit leek ons het moment om weg te gaan.
De dokter en ik stonden allebei tegelijk op
en beduidden iets wat moest betekenen
'om half elf in 't kamp zijn' en 'straf als we
te laat kwamen'. Het maakte niet de min
ste indruk en de dikke mevrouw liep weg
en kwam met drie kleine boeketjes terug.
Met veel buigingen, handgeklap van Nin en
plechtige speeches van de vulpenjongen
werd dit alles toen aan ons overhandigd,
tezamen met een pisang. Wat die er mee
te maken had, begreep niemand, maar we
waren zo verstandig niet meer te gaan
zitten. Nin had opnieuw de glazen inge
schonken, maar omdat ik begon twee
vulpenjongens te zien en twee Ninnen en
omdat dat nogal erg was, deed ik een
poging om te weigeren, die echter mis
lukte, doordat Nin weer opeens zo zielig
keek en de dokter zei dat die laatste borrel
heus geen kwaad kon.
Juist toen ik het gevoel had, dat we - al met
al - bij zeer welgestelde Siamezen te gast
waren geweest, hield Nin een afscheids
toespraak, die, tot onze verbazing, nu ein
delijk eens niet beduidde, dat de Hollan
ders zo aardig en onze Koningin zo 'number
one' was, maar gewoon betekende: 'Teil
your people in the camp, Nin sells whisky,
beer and sodawater. You can eat in his
house bami, and nassi goreng very very
cheep. O.K.?.
Was dit hele feest een reclame geweest en
werd er nu van ons verwacht dat wij de ex-
POW's de weg wezen naar dit eethuis?
Het was, ondanks alles, een beetje een
teleurstelling. Was 'Nin' dan de vader van
de vulpenjongen, of was die laatste alleen
maar een wandelende impressario voor
Nin's al te verafgelegen restaurant? Moes
ten we dit feest eigenlijk betalen en was
Nin inderdaad dan toch misschien de
tuinman van de regeringsgebouwen, die
ver boven zijn stand had uitgepakt en nu
misschien zenuwachtig op twintig verlos
sende tikals wachtte?
Zachtjes fluisterde ik de dokter iets in 't
oor: 'Hebt u geld bij u?' maar net toen hij
wilde antwoorden, v,erd de beslissing nog
wat uitgesteld. Nin had besloten dat het
buiten niet veilig was en dat hij ons teza
men met de vulpenjongen een eind weg
zou brengen.
We wandelden tien meter het stikdon
kere pad op. Toen keerde Nin terug voor
alle zekerheid om een mes te halen en
weer gingen we op pad.
De regen had opgehouden, maar er was
geen maan en het pad slingerde hals
brekend. Door de koele buitenlucht werd
ik opeens erg dronken in mijn gevoel. Nin
pakte me bij mijn arm en begon een lang
dradig onbegrijpelijk verhaal. Ik was plot
seling zo doodmoe en zo beu van 't 'O.K.-
en en numberwannen' dat ik dacht: alles
liever, dan opnieuw te beginnen. Dus zette
ik midden in het donkere bos, mijn Thaise
welkomstlied in, dat ik ter gelegenheid van
de voorstelling in het Stadstheater in
Nakhon Pathom uit mijn hoofd had ge
leerd. Het succes was verpletterend. Nin,
die ook een beetje dronken was, sloeg zijn
arm orn mijn hals en de vulpenjongen deed
hetzelfde. Zo sjokten we door de stikdon
kere Siamese nacht, als gezworen kamera
den voor de eeuwigheid. De dokter deelde
mee, dat hij wat apart ging lopen nu we het
stadje naderden. Hij had gelijk. Hij had
tenslotte een zeker soort stand op te
houden, waar ik als gemeen soldaat, lak aan
kon hebben, al dachten mijn beide Thaise
vrienden dan ook, dat ik luitenant was.
In het stadje brandde volop licht. Het bleek
pas half tien te zijn. De vulpenjongen zag er
nog altijd even correct uit, maar ik schrok
van Nin nu ik hem in het volle licht zag, een
vies ongewassen, tandeloos mannetje, met
een groot mes om zijn middel. Een figuur
om kleine kinderen mee naar bed te jagen
(ANVR)
en zelfs grote mensen, zoals ik, een ijs
koude rilling over het lichaam te doen
gaan.
Bij een café'tje stonden we stil. Nin wilde
iets drinken. Ach lieve hemel, eindigde dit
feest dan nooit? Maar het leek opeens een
mooie gelegenheid om 'iets terug te doen'.
We stapten naar binnen en wie ons had
kunnen zien, had nooit en te nimmer een
conclusie kunnen maken, hoe dit in elkaar
zat: een soort Siamese rover met een
groot mes, hing om de nek van een eer
biedwaardige Amsterdamse cabaretartist,
voorafgegaan door een kapitein dokter
van het K.N.I.L., en tenslotte op de voet
gevolgd door één van die Oosterse jonge
tjes, van wier levensstandaard geen sterve
ling uit het Westen ooit iets zal begrijpen
En toen bestelde Nin vier koffie en re
kende af voor we het hem konden beletten
met een bankbiljet van honderd tikals!
De twintig tikals, die ik al als een soort fooi
in mijn hand had voor onze beide gasthe
ren, wist ik nog juist bijtijds in mijn zak
terug te duwen. Rangen en standen in het
Oosten zijn moeilijk vast te stellen.
Mijn westerse salaris als lid van het Ko
ninkrijk der Nederlanden, bedroeg zestig
tikals in de week. En Nin, de tandeloze
zwerver, moardenaar, restauranthouder
of wat was hij nu eigenlijk?, betaalde onze
koffie met honderd tikals!
Ik heb hem zijn kleine kurkdroge rimpelige
handje gedrukt en hem nog eens heel goed
aangekeken en er toen, heus niet omdat ik
een glaasje te veel op had, helemaal niets
meer van begrepen, noch van zijn stand,
noch van zijn verhouding tot de vulpen
jongen, noch van die dikke Siamese me
vrouw, noch van het koepeltje, noch van
het feest en de zes gedekte plaatsen.
En als ik er nu nog eens rustig en kalm over
nadenk, begrijp ik er nog niets van, maar
het maakte de ontmoeting misschien juist
daarom dubbel zo aardig.
(Uit: Kinderen van ons eigen volk", Den
Haag 1959)
33