Fragment 8 (uit: manuscript Sporen deel 2, Groningen 1992, bestemd voor kinderen van 13 jaar in het hele VO): Kinderen van de kolonisatie. "Tegenwoordig zijn de meeste vrouwen daar geboren uit Portugese vaders en Indiase, Chinese, Japanse, Javaanse of Molukse moeders. Deze vermenging geeft een bruin type, maar toch zijn de meeste van die vrouwen heel mooi. Dit schreef Carletti over Goa in India. De Europese expansie had ook invloed op de geboorte van kinderen. Overal op de wereld vond je voortaan mensen van "ge mengd bloed, met bijvoorbeeld een Europese vader en een Javaanse moeder. Hoe werd in die tijd gedacht over "gemengde" verhoudingen? Welke plaats hadden de "gemengdbloedige" kinderen in de samenleving? 'iedereen weet dat een groep mensen niet zonder vrouwen kan bestaan", schreef Gouverneur-Generaal Coen in 1620. Hij wilde Batavia niet alleen gebruiken als handelskolonie, maar ook als vestigingskolonie. Daarom vroeg hij het VOC-bestuur "jonge meisjes" te sturen. Tot 1620 mochten alleen hoge VOC-ambtenaren hun vrouw meenemen. In 1622 kwam de eerste groep ongehuwde vrouwen uit Neder land in Batavia aan. Het waren meisjes van 12 tot 22 jaar, uit weeshuizen en arme gezinnen. Na een paar jaar waren de jonge meisjes getrouwd. Maar velen van hen gedroegen zich anders dan de bedoeling was: "Als ze hier komen leven ze sober, maar als ze eenmaal rijk zijn geworden, denken ze dat het niet op kan en dan willen ze met hun rijkdom naar Nederland terug. Maar er zijn hier goede gezinnen van Nederlandse mannen en vrouwen van het land. Hun kinderen groeien goed op en onze soldaten hebben er goede huwelijken mee. Wij hopen daarom dat u ons geen Nederlandse vrouwen meer stuurt." Dit schreef de gouverneur-generaal in 1632. Er werd beslo ten geen vrouwen meer naar Indië te laten gaan, behalve de echtgenotes van hoge ambtenaren. Omstreeks 1815 schreef een Engelsman vanuit Batavia: "Omdat de Nederlandse vrouwen niet werden aangemoedigd naar Indië te gaan, leven de mannen hier met inheemse vrouwen. Zo ontstond een gemengd ras. Hun dochters zijn nu op Java de aanzienlijke vrouwen. Vanaf de wieg worden zij door talloze slaven bediend." aan zowel Indische Nederlanders als aan alle overige inwoners van Nederland veel duidelijk maken over de sociaal-cul turele positie van Indische Nederlanders, maar ook van andere allochtonen in Ne derland. In fragment 8 is het ontstaan van de Indo-Europese bevolkingsgroep in Indië gebruikt als voorbeeld van "ver menging" in het algemeen. Andersom kunnen uitspraken van andere groepen gebruikt worden om ook over Indische Nederlanders meer duidelijk te maken, zoals bijvoorbeeld aan het eind van frag ment 9. Meer aandacht door grotere be kendheid Veruit de meeste kinderen in Nederland krijgen als ze 15 jaar zijn voor het laatst geschiedenisonderwijs. Hopelijk hebben ze dan iets geleerd over Indische Neder landers. In dit artikel heb ik duidelijk willen maken dat deze aandacht zal blijven afhangen van de persoonlijke belangstelling en geschiedsopvatting van auteurs en leraren. Ook na de in voering van basisvorming in 1993 zul len zij formeel niet verplicht zijn aan dacht te besteden aan Indische Ne derlanders. Wie alle bestaande schoolboeken erop naslaat zal con stateren dat de aandacht tot op he den kwantitatief varieert van nihil tot redelijk wat; kwalitatief varieert de aandacht van matig tot heel redelijk. Willen Indische Nederlanders in het geschiedenisonderwijs de aandacht krijgen die zij verdienen, dan zullen zij zichzelf en hun verleden (meer) on der de aandacht moeten brengen. Zij zullen die aandacht moeten opeisen. Zij zullen zich duidelijker als Indische Nederlander moeten profileren, bij voorbeeld door tegenover zichzelf en anderen expliciet aandacht te beste den aan hun herkomst. Alle inwoners van Nederland moeten toch weten dat wij er (nog steeds) zijn! I. Voor de goede orde wijs ik erop dat ikzelf als mede-auteur verant woordelijk ben voor twee van de ge noemde schoolboeken, namelijk Spre kend verleden en Sporen. Het moge dui delijk zijn dat mijn Indische herkomst di rect verband houdt met de hoeveelheid aandacht aan Indische Nederlanders in deze boeken. 2. Zie voor de overige afkortingen het vorige artikel. (wordt vervolgd) Fragment 9 (uit: manuscript Sporen deel 2, Groningen 1992, bestemd voor kinderen van 13 jaar in het hele VO): Allochtonen uit de vroegere kolonies De duidelijkste sporen van het Nederlandse kolonialisme zijn de Nederlanders die afkomstig zijn uit Oost- en West-lndië. In 1990 had Nederland ongeveer 15 miljoen inwoners. Daaronder waren ongeveer I miljoen allochtonen: mensen die afkomstig zijn uit een ander land, of kinderen van mensen die uit een ander land komen. Ongeveer een half miljoen allochtonen kwamen uit Indonesië, Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba. De meeste mensen uit de vroegere Nederlandse kolonies zijn geheel of gedeeltelijk van Aziatische, Afrikaanse of Indiaanse af komst. Doordat er nu mensen met verschillende etnische en culturele herkomst in Nederland wonen, is er een multi-etnische en multi-culturele samenleving ontstaan. Het is normaal dat niet iedereen op dezelfde manier wordt behandeld. Niet alle mensen zijn immers hetzelfde. Iets anders is het, als mensen vanwege hun etnische afkomst slechter worden behandeld dan anderen. Dat is rassendiscriminatie of racisme. Veel allochtonen uit vroegere kolonies hebben daar last van. In 1957 schreef een Indische Nederlander: "Er waren mensen die lelijk over ons dachten en dit soms hardop deden: Kijk, die zwartjes zitten nu overal. Wat een rommelige stad is Den Haag geworden." In 1979 werden leden van de Molukse popgroep Massada vanwege hun uiterlijk niet toegelaten tot discotheken waar hun eigen platen werden gedraaid. Uit protest schreven ze het lied "Disc rime". In 1983 schreef een Rotterdams meisje van 15: "Discrimineren is een vies woord. Mijn vader is kleurling, een halfbloed Antilliaan en zijn moeder, mijn oma dus, was een ras echte negerin. Maar mijn moeder blank als een melkfles. Als kind heb ik zo vaak moeten horen dat ik stonk en dat ik vies was, en moeder een hoer en mijn vader een smerige neger. Het was zelfs zo erg, dat ik mij ging afzetten tegen mijn ouders. Tot mijn oma mij een keertje apart nam. Van haar hoorde ik dat de mooiste bloemen worden geboren uit een mengeling van zaad. Oma is nu dood. Maar nog, als ik verdrietig word om de problemen die mensen met een andere huidskleur hebben, voel ik me sterk door haar. Ik ben er trots op een mengeling, een mooie bloem te zijn. Eén ding staat vast: de mensen die het hardst schreeuwen dat gastarbeiders en emigranten moeten oprotten, rennen zich rot om in het voorjaarszonnetje poepbruin te worden. Jammer genoeg zijn er in Nederland meer racisten dan negers." 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 12