l i' - lijk van een Binnen- met een Buiten- Baduy heeft voorgoed verbanning naar het buitengebied ten gevolge. Beide groepen onderscheiden zich in hun kle ding. Het meest in het oog springende verschil is de hoofddoek van de mannen: de Binnen-Baduy dragen een witte, de Buiten-Baduy een zwarte. De Binnen-Baduy vormen de religieuze en ook de geografische kern van deze samenleving, en bewonen de drie bin nendorpen Cibeo, Cikartawana en Ci- keusik. De hoogste bestuurlijke en gods dienstige gezagsdrager in elk dorp is de pu-un, een soort priester-koning. Zijn vrijheden zijn het meest ingeperkt. Hij mag het Baduy-gebied nooit verlaten, zelfs niet buiten zijn dorp slapen en niet met buitenlanders in contact komen. Voor Indonesiërs die een bezoek bren gen aan de pu-un bestaan strikte regels. De gast moet na beëindiging van het on derhoud terstond vertrekken en dient na het afscheid van de pu-un vijf passen zijn adem in te houden en zeven passen niet achterom te kijken. De Buiten- Baduy hebben meer vrijheid bij de nale ving van de adat en vooral deze groep onderhoudt de contacten met de buiten wereld, waardoor bepaalde elementen van het moderne leven hier zijn doorge drongen. Zij bezoeken de pasars buiten het Baduy-gebied en de jaro pemerintah, een functionaris van de Buiten-Baduy, vertegenwoordigt de gehele gemeen schap tegenover de buitenwereld. Zij zijn als het ware de "ogen en oren" van de pu-un. Behalve deze functionaris zijn er nog andere adat-leiders, de jaro- dangka. Evenals die van de pu-un is hun functie erfelijk. Reeds in de Nederlandse tijd bestond er belangstelling voor de Baduy. C.L.BIume, de toenmalige direc teur van de Plantentuin in Buitenzorg, die in 1822 een bezoek aan het gebied bracht, was de eerste Nederlander die zijn bevindingen hierover op schrift stelde. Hij wist hen zelfs over te halen hem naar het heiligdom te brengen. Nog altijd is de bewegingsruimte voor bezoekers gering. Niet-lndonesiërs is het nooit toegestaan het binnengebied te betreden en ook het buitengebied is voor hen slechts beperkt toegankelijk. Ook de toenmalige Nederlands-Indische regering respecteerde de levenswijze van de Baduy en de bestuursambtenaren onthielden zich ervan hun woongebied te betreden. Kleding De kleding wordt voor het merendeel zelf geweven en de patronen, die bij beide groepen verschillend zijn, zijn sim pel. De Binnen-Baduy dragen nog altijd alleen zelfgeweven kleding. De grondstof voor de kleding is katoen. Waarschijnlijk zijn de Baduy het enige volk in Indonesië dat, ook in het dagelijks leven, vasthoudt aan de traditionele kledingvoorschriften. Wit is de heilige kleur van de Baduy, de kleur van de koelte en de spirituele we reld. Zwart symboliseert de materie en de aardse zaken, terwijl rood een ge vaarlijke kleur is, die agressie en chaos verbeeldt, maar echter in combinatie met wit en zwart vruchtbaarheid bete kent. De belangrijkste sacrale doek, de boèh rarang die alleen bij rituelen wordt gebruikt, is effen wit. Deze betekenis van de kleuren wit- zwart komt ook tot uiting in de Baduy- dracht: zwarte jakken over witte heen gedragen, al is de mens gebonden aan het aardse bestaan, hij is van binnen rein. Bij het zaaien van de rijst dragen de Ba duy een stukje witte katoen op het hoofd, de rijst zal dan niet in de aarde verschroeien en regen zal op tijd komen. Bij ziekte draagt men een armband van in elkaar gedraaide draden van zelf ge sponnen katoen, die moet beschermen tegen hitte of pijn. De Baduy-gemeenschap tegenover de nieuwe tijd. Hoewel het merendeel van de Baduy ge hecht is aan de overgeleverde levens wijze, is in de afgelopen decennia toch zowel deze levenswijze als hun grondgebied onder druk komen te staan. Boeren uit de omgeving kapten delen van het bos in Kanekes om er sawahs aan te leggen en verschillende over heidsdiensten kwamen met projecten om de Baduy te doen participeren in de moderne Indonesische maat schappij. Ook intern roept het feit dat de bui tenwereld zo dicht bij de grenzen van hun gemeenschap is genaderd, spanningen op. De vraag wat wel en wat niet binnen de adatregels toe laatbaar is, wordt steeds actueler. Een van de weinige middelen waar over het adatbestuur beschikt om overtredingen van regels te bestraf fen, is de jaarlijkse pembersihan (zuiveringsactie). Was voorheen een vermaning afdoende, sedert de jaren zeventig gaat men bij deze "grote schoonmaak", die door een selecte groep Baduy-mannen en jongens wordt uitgevoerd, rigoreus te werk. Alle verboden voorwerpen, zoals radio's, patjols, foto's, vlaggen, borden, glazen en moderne kledingstukken worden in be slag genomen en vernietigd. "Eens zullen er op Kanekes alleen maar verlaten kookplaatsen zijn", luidt een oude Baduy-voorspelling, die de bedrei ging van de gemeenschap lijkt te hebben voorzien. In 1987 begaf een kleine delegatie Baduy zich naar Jakarta, om in een audiëntie President Soeharto (die zij beschouwen als de rechtsopvolger van de vroegere vorsten van Banten, aan wie eer werd bewezen) te verzoeken de grenzen van hun gebied veilig te stellen. De President beloofde hen zijn bescher ming en zij kregen de verzekering dat ze ongestoord volgens eigen traditie kon den leven. Thans worden de grenzen van Kanekes gemarkeerd door vijfhonderd Geoogste padi 30

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 30