POIBRIÉ'S
PERIKELEN
Vakantie-geneugten.
Waarom gaat men met vakantie? Goeie
vraag. De één beweert, dat vakantie
dient om de een jaar lang opgekropte
stress kwijt te raken. De ander vindt het
een unieke gelegenheid om lekker met
het gezin ergens te gaan roldidollen. Na
tuurlijk zijn er ook, die het hogerop zoe
ken en beschaafd alle musea, kathedralen
en ruïnes binnenstebuiten keren, maar
hoogstwaarschijnlijk gaat het gros omdat
vakantie behoort tot het kuituurpatroon
van ons Eerste Wereldlandje, In de
derde wereld gaan ze niet met vakantie,
daar vertrekt Pa hooguit naar een ander
land om als buitenlandse gastarbeider
wat voor zijn gezin te verdienen. Of als
asielzoeker, maar door het steeds langer
worden van de gezichten der gastheren
wordt dat wat minder aantrekkelijk.
Het waarom van het met vakantie gaan
wordt mij trouwens steeds onduidelij
ker. Vroeger, toen iedereen zich nog te
barsten moest werken om alle rekenin
gen te betalen en er geen uitkeringen
bestonden, leek het nog een redelijke
zaak. Men had die korte periode van af
blazen gewoon nodig. Daarom werden
eens per jaar de kinderen achterop de
fiets geladen, desnoods nog één op dat
ingewikkelde zadeltje voor op de stang,
en men trapte naar de hei, het strand, of
simpelweg een eindje in de ruimte. Als je
maar weg was.
Nu komen er stapels reisfolders aan te
pas. De hele winter worden plannen ge
maakt, verhitte discussies over talloze
reisdoelen gevoerd en niet zelden ruzie
gemaakt over de lengte van de vakantie.
Het eind van het liedje is meestal, dat
bijna iedereen toch weer op een of an
der strand ligt te bakken om te probe
ren nog bruiner te worden dan in het
voorgaande jaar. Het grootste genoegen
dat men een terug gekomen vakantie
ganger kan doen is dan ook hem, of
haar, te verwelkomen met een "Wat
ben jij bruin geworden zeg". De rest is
volkomen onbelangrijk. Daar hoeft niet
over te worden geredetwist, want afge
lopen najaar heb ik daar het duidelijkste
bewijs van mogen incasseren.
Eigenlijk had ik helemaal geen zin om
met vakantie te gaan, maar de overre
dingskracht van mijn echtgenote maar al
te goed kennend, legde ik mij bij haar
beslissing neer. Dus stapten wij in
Apeldoorn In zo'n Royal Class-tweed-
ekker en schommelden naar Spanje.
Daar doe ie dan ongeveer 24 uur over.
Op zich is een dergelijke reis wel te
overleven. Je zet je verstand op nul, zegt
op alles ja en amen, neemt af en toe een
broodje, gehaktballetje, sinaasappel of
blikje fris van je vrouw aan, en de rest
gaat vanzelf. Behalve dan als je toevallig
zo'n lolbroek bij je in de buurt hebt zit
ten die het nodig vindt om zijn hele
moppentrommel over je uit te storten,
of een bijrijder met de aspiraties van een
museumgids. Die twee hadden wij deze
keer helaas allebei bij ons in de bus.
Van het eerste stuk verdriet weet ik nog
maar weinig, want moppen onthouden is
niet mijn sterkste kant en flauwe gezich
ten ben ik sowieso meteen kwijt. De
verhalen van die museumgids zullen mij
echter nog lang heugen. Hij begon in
Luik te vertellen over de Maas, die ik
overigens allang ken omdat hij tussen
Venlo en Blerick door stroomt en mijn
dochter in Blerick woont, en eindigde
met een uiteenzetting over een stin
kende fabriek van toiletpapier net over
de Spaanse grens. Gelukkig moest hij
tussentijds zijn mond houden en het
stuur overnemen, want anders hadden
wij gegarandeerd niet kunnen slapen.
Daar zorgde trouwens ook de hostess
voor, door tot twee keer toe een spelle
tje bingo te organiseren.
Het urenlang rondhangen omdat je voor
twaalf uur niet op je hotelkamer kon ko
men, viel natuurlijk net zo lang als voor
gaande jaren, urenlang. Maar daarna viel
zoals gewoonlijk weer alle ellende van
de reis van ons af en begon de eigenlijke
vakantie, 's Morgens op tijd uit bed om
niet te laat te komen voor het ontbijt en
vervolgens de afwerking van het normale
programma. Strand op strand af, zee in
zee uit, souvenirstraatje in souvenirs
traatje uit, terrasje op terrasje af. Welis
waar af en toe onderbroken door de
gang naar het parkje bij de vissershaven
om naar een horde verwilderde katten
te kijken, maar voor de rest allemaal en
alles het zelfde. De lolbroek uit de bus
zat trouwens bij ons in het hotel. Hij
was nog net zo, alleen viel hij een beetje
in het niet omdat er nog veel meer van
zijn soort waren.
Een verademing was het brede terras
van een puur Spaanse tent. Daar zag je
vrijwel uitsluitend Spanjaarden met hun
gezinnen. Die tent werd al gauw onze
vaste pleisterplaats. De rode wijn was
daar net zo goed als die van het hotel,
alleen 50 peseta's goedkoper, en de kof
fie cortado ook écht cortado. Je nekha
ren gingen er van overeind staan. Die
van het hotel leek meer op cichorei met
een scheut geitemelk. Waar wij in het
begin van genoten, was de manier
waarop de Spaanse kindertjes hun gang
mochten gaan, tot midden in de nacht.
Wij kenden dat natuurlijk al, maar het
deed ons toch weer plezier.
Alleen twee weken later, toen onze va
kantie bijna om was en ook dat gewoon
werd, gingen ons allerlei dingen steeds
meer opvallen. De kindertjes werden te
luidruchtig, van de rode wijn kregen we
het zuur en steeds meer toeristen ble
ken de weg naar ons terras te hebben
gevonden. Alleen de koffie cortado
deelde niet in de teruggang, maar die
kreeg je ook in erg kleine glaasjes en
daar dronk je er maar één van. Van een
tweede kreeg je hartkloppingen. Die
hadden wij trouwens bijna gekregen
doordat de hoteldirektie ons de eerste
week in een achterkamertje met uitzicht
op een binnenplaats van vier bij vier me
ter wegstopte. Daarna vond men het
echter goed, dat wij verhuisden naar de
voorkant, zodat we het verlangde uit
zicht op zee hadden. Dik voor mekaar,
alleen zaten we zeshoog en heeft moe
der hoogtevrees. Op ons balkon hebben
wij dan ook maar twee keer van de
zonsondergang zitten genieten. Ik ge
woon aan het ronde tafeltje en moeder
met de rug tegen de muur en een been
in de slaapkamer, gereed om naar bin
nen te springen.
Verder ging alles goed. Op dat zuur en
slechts één kater na konden wij ons
goed redden. De domper op onze va
kantie-geneugten kwam daarom als een
donderslag bij heldere hemel. Twee da
gen voor de terugreis voltrok zich het
drama op het wat je noemt "zonovergo
ten strand". Het was al laat in de middag
en we zaten gewoon relaxed te koeke
loeren. Ik was in zee geweest en liet mij
(lees verder pagina 27, derde kolom)
25