HAWAII californië {rFri ook 60+ trarieven boek bij AURORA (ANVR/SGR/IATA) Clauskindereweg 28-29 1069 Amsterdam Tel. 020-619 93 77/619 93 96 Zat. telefonisch niet bereikbaar TE KOOP GEVRAAGD: staatsstructuur de instemming van het I.E.V. wegdragen, mits de rechten van de minderheden behoorlijk gewaarborgd waren en zij een "redelijke" vertegen woordiging in het parlement en in het bestuursapparaat zouden krijgen. Belangrijk is ook dat aandacht geschon ken werd aan de sociaal-economische omstandigheden waarin vele Nederlan ders waren komen te verkeren. Die aan dacht leidde tot een motie die uit de conferentie is voortgekomen en die de volgende tekst had: "Overwegende, dat groepen Nederlan ders een, zo niet de enige, uitweg uit de voor hen uit de staatkundige verwikke lingen ontstane sociale moeilijkheden zien in een volksplanting op grotere schaal naar daarvoor geschikte landen, alwaar en op welke wijze zij het door hen gewenste behoud hunner zeden, ge woonten, godsdienst, cultuur, taal, enz. het best gewaarborgd achten, overwe gende, dat tot deze Nederlanders een zeer groot aantal oorlogsslachtoffers be horen, voor de verzorging van wier be langen zowel op Ned.-lndië als Neder land een zware verantwoordelijkheid rust, overwegende, dat de verlangens van een goed deel hiervan uitgaan naar Nieuw-Guinea, overwegende voorts dat, dat ook bij andere bevolkingsgroepen in Indonesië soortgelijke verlangens ge koesterd worden, spreekt de noodzaak uit, dat de voor dit doel in die landen (waaronder in de eerste plaats Nieuw- Guinea) geboden mogelijkheden door de Indische Regering met steun der Neder landse ten spoedigste en ten volle wor den uitgebuit, terwijl een deel der confe rentie van oordeel is dat Nieuw-Guinea in verband met het voorgaande een, van Indonesië afgescheiden, afzonderlijke staatkundige status binnen het Konink rijk moet worden toegekend". Tegenover de bewoordingen waarin deze motie was gesteld en die ongetwij feld zakelijk gehouden moesten worden om de instemming van de deelnemers aan de conferentie te kunnen verwer ven, staat een andere voorstelling, die van de historicus C. Smit. Deze heeft in zijn boek "Het akkoord van Linggadjati" de sociaal-economische toestand ge schetst, waarin Indo-Europeanen na de oorlog terecht gekomen waren. Smit wijst op het optreden van ir. Wermuth en diens contact met de Commissie-Ge neraal die op 18 september in Batavia was aangekomen. Wermuth, aldus Smit, maakte zich grote zorgen over de mate riële toekomst van de kleine Indo... dit probleem, dat al voor de oorlog in een acuut stadium verkeerde, beloofde bij wegvallen van het Nederlandse gezag ui termate precair te zullen worden, daar de Indo dan tussen twee stoelen zou ko men te zitten. Het I.E.V. drong daarom aan op de mogelijkheid voor kolonisatie in Nieuw-Guinea". Waar het in dit verband om gaat is niet zo zeer het punt van de Nieuw-Guinea- kolonisatie, maar de omstandigheden die tot dat voorstel geleid hebben. Dat vele Nederlanders na Linggadjati de toe komst somber inzagen, blijkt ook uit het dagboek dat Schermerhorn als voorzit ter van de CommissieGeneraal bij hield en waaruit opgemaakt kan worden dat er op 20 november 1946 een ont moeting heeft plaatsgevonden tussen de Commissie en het bestuur van het I.E.V., te weten: ir Wermuth, mr Blaauw, ir F.M. Razoux Schultz en drs A Th. Bo- gaardt. Na de parafering van 15 novem ber vond een aantal consultaties met verschillende sectoren uit het openbare leven plaats om tekst en uitleg van het accoord te geven en daaronder was ook een gesprek met het I.E.V. -bestuur. Schermerhorn noemde de reactie van Wermuth "merkwaardig". Wermuth was erg bezorgd over de materiële toe komst van de "kleine Indo" en vroeg met grote nadruk "het bestuur van het I.E.V. te betrek ken bij het treffen van nadere regelingen, opdat de belangen van deze menschen ook zoo goed mogelijk konden worden verdedigd". Toen wij hem de verzekering gaven, dat dit ten volle onze bedoeling is niet al leen, maar dat wij er te allen tijde prijs op stellen van hen wenken en wenschen te ontvangen inzake onderwerpen, die hun groep raken was Wermuth zicht baar voldaan". Wat de woorden van de Commissie waard zijn geweest, zou eens nader be keken moeten worden. De indruk is dat men zich van de zijde van het I.E V. met een kluitje in het riet heeft laten sturen. En wat verder te denken van Schermerhorns opmerking dat "het lid van het secretariaat der Commissie mr Maassen, die bij de ontmoeting aanwezig was, van mening was dat die kolonisatie wel niets zou worden... omdat de ten dens van deze menschen meestal is om zoo gauw mogelijk met koelies te gaan werken en dan zelf toekijken". Ook vol gens De Jong was er in die tijd sprake van ernstige ongerustheid. Hij verwijst om dat te staven naar een militair inlichtingenrapport dat kort na Lingga djati was opgesteld en waarin het heette dat zich een "buitengewoon onrustige stemming" van de Indo-Europese ge meenschap dreigde meester te maken. Zij hebben, aldus het rapport, groten deels elk vertrouwen in de regering ver loren en voelen zich "verkocht en verra- I OUTS Tickets GAHANTIHONIJS RUStiflOf N den". Die stemming is er later niet beter op geworden, aldus De Jong, want om streeks april 1947 werd, nadat het accoord formeel tot stand gekomen was, gerapporteerd dat men zich "volko men aan de heidenen overgelaten" voelde. Het zou interessant zijn te onderzoeken wat voor een toekomstbeelden de Ne derlanders in Indië sinds 1945 ontwik keld hadden. De indruk is dat aanvanke lijk bijna niemand zich realiseerde dat het bestaan in Indonesië als zodanig op het spel stond. Zelfs kort voor de nationalisatiegolf die het Nederlandse bedrijfsleven trof hielden, terwijl de Ne derlandse gemeenschap al sterk uitge dund was, velen voor zichzelf nog reke ning met een voortgezet verblijf. Het ar tikel "De desintegratie van de Indische samenleving", een recente bijdrage van drs Richard Voorneman, biedt in dit op zicht interessante gezichtspunten, maar blijkt zich te beperken tot de periode vanaf december 1948. Jammer genoeg zijn de jaren ervoor daardoor onderbe licht gebleven. De voorlopige conclusie is dat veruit de meeste Nederlanders door de gebeurte nissen na 1945 overrompeld zijn. Maar wie kon toen vermoeden dat de Repu bliek zich zou handhaven? En wie had er enig idee van dat er voor Nederlanders tenslotte helemaal geen plaats meer zou zijn? Th. STEVENS Oude Balinese sculpturen, Indonesische textiel, primitieve kunst, tekeningen en schilderijen. Snelle, kontante afwikkeling. B. Driessen, tel. 085 - 420717 31

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1991 | | pagina 33