£<f J tui1'1 Scb°° als leerschool voor het leven in onze maatschappij en hoe dit experiment functioneerde Nee, ik bedoel niet wat u nu denkt. Wat denkt u dan welDat weet ik niet. Misschien verwacht u dat er een pedagogisch essay zal volgen over de waarde van het een voor het ander. Maak u niet ongerust: het zal niet zo pedagogisch zijn als eigenlijk wel moet. •N<J Will/If L»« door H.E. Wolff Ik was tien, bijna elf. Woonde in Lawang, een klein Indisch stadje (dorpje zou wel licht juister zijn geweest). Er woonden echter naar verhouding te veel Europea nen; gemeten naar het totaal aantal in woners dan. Scholen voor voortgezet onderwijs wa ren er niet. Maar toch wel drie echte Europese lagere scholen. Ik zat op de openbare, dat was de oudste (opgericht ±1890) en grootste (met nog ±250 leer lingen); dan had je de Zusterschool met bloeiende kleuterschool-afdeling, nog zonder hoogste klassen; en tenslotte de Oranje-school, naast en ten behoeve van het Protestants Meisjes Weeshuis voor Oost-Java geïnstalleerd, maar die natuur lijk ook toegankelijk was voor zulke kin deren waarvan de ouders prijs stelden op Prot-Chr. onderwijs. In welke klas (van de O.E.L.S.) zat ik?. In de zesde. Bij Meneer Vis. Ja, we hadden een meester. Volbloed Hollander en afkomstig van de Hoeksche Waard. Hoofdonderwijzer, nog geen veertig. Had zelf geen kinderen. Zwoegde in zijn vrije tijd op de akte En gels. Weet niet of hij die ooit gehaald heeft. Hij was de leukste van de leer krachten. Wij althans vonden hem de aardigste: Hij hield van grapjes. Gaf goed, maar slordig les. "Braaide" z'n lessen waarschijnlijk zelden voor. 0, de man was zo heerlijk inconsequent. Enkele ouders vonden dat niet zo geslaagd. Maar wat wisten die nou van het school leven? Soms ging hij met ons een school- wandeling maken, als ie in een goede bui was! Kwamen we langs zijn huis, en was Mevrouw Vis thuis, mocht de hele klas even op het terras aanwippen. Eens kreeg die hele klas een glaasje limonade. En dierenvrienden onder ons mochten zijn hond strelen. Wat de hond maar matig vond, echter wel toestond, om zijn baas te plezieren. Was er iets dat onze onderwijzer hin derde, ruzie met zijn vrouw misschien, merkten we 't aan zijn humeur. Dan schold hij de onordelijken - en terloops de hele klas - uit; bulderde over het be droevend laagstaande peil en de mentali teit van de Indische schooljeugd in het algemeen en de gruwelijke smerigheid van dit tropenland in het bijzonder. Om vervolgens in één adem, na een knipoog tot zijn favorietje te grinniken; "Niet waar, Mies?" Iets wat ik haar noch hem echt kwalijk wou nemen. De anderen misschien ook niet. We leerden de man te nemen zoals ie was. Maar pasten op zo'n dag een beetje beter op. Vaak vertelde hij. Over Odysseus en zijn omzwervingen of over Herman Heyermans en diens drama "Op Hoop van Zegen" (hij had als zovele onderwij zers sociaal-democratische sympa thieën). De Engelse boeken die hij voor zijn akte had te lezen vertaalde hij al ver tellend aan ons door. Zodat we wisten wie de Rode Pimpernel was, en Scrooge uit het Kerstverhaal van Dickens, en die arme kleine onbegrepen Humphrey uit "Misunderstood". We waren erg vrijpostig met hem. Durf den dingen door de klas te roepen, die we bij andere schoolfrikken wel netjes voor ons hadden gehouden. Mits we dat maar deden zolang hij daartoe in de goede stemming was, was er niets aan de hand! Natuurlijk gingen we allemaal wel eens te ver. Dan liet ie ons toch merken wie hier de baas was. Slaan deed Meneer Vis niet zoveel, maar hij pakte de jongens toch wel eens stevig beet. Zelfs bij hun kuif. Maar meestal bij kraag of bovenarm. Vanwege onze gewoonlijk korte haren. Eenmaal ging er een knaap bij hem over de knie. Maar Jules had dan ook voor de zoveelste maal weer tegen 'm gelogen. Het pak rammel was hem bij hernieuwd overtreden van het anti-belazer-verbod trouwens in het vooruitzicht gesteld. Nog hoor ik het kletsen van Meesters harde handen op het gespannen broekje van die pafferige jongen. De meesten van ons mochten Jules niet. Soms als er een meisje zijn woede had opgewekt, schudde hij het arme kind heen en weer als ware het een zak met veren geweest. Voor zover ik weet is er nooit eentje bij die rigoureuze behande ling uit elkaar gevallen. Een of twee van ons hadden misschien een beetje leed vermaak, als we het een vervelend kind vonden. Andere meisjes hadden medelij den en huilden uit sympathie mee. Me neer zelf had er meestal spijt van, maar omdat ie dat niet wou toegeven, was hij er na nog ongenietbaarder. Tot de pauze. Dan was iedereen weer goed met elkaar. Deze slechte pedagoog maar geliefde schoolvos hield ook van zingen. En werd dus een tijdlang belast met de organisa tie van al die gelegenheden waarbij de school als één geheel had te kwelen; Sin terklaas, Koninginnedag, afscheid van een schoolhoofd of notabel, altijd oefen den de drie hoogste klassen met Meneer Vis (driestemmig!). Dichten deed hij een gelegenheidslied meestal zelf. Om melo dieën zat hij nooit verlegen. Hij haalde ze uit ons onbekende Hollandse zang bundels. Niet van de radio. Van jazz hield hij niet. Er schijnt één vak te zijn geweest, dat hij niet zo graag gaf. Dus gaf hij het niet. Dat was plant- en dierkunde, op het rap port natuurkennis genoemd. Wie weet had hij iets tegen de methodes uit boek jes. Mogelijk had hij kennis genomen van toen moderne inzichten over biologie- onderwijs op de lagere school. Kortom, hij gaf in een jaar tijd twee dictaten over het plantenrijk. Aan het dierenrijk kwam hij niet toe. Wel verstrekte hij de voor geschreven leerleesboekjes. En raadde ons aan ze maar goed door te lezen. Ho even, we kregen wel goed natuurkunde (physica) van hem: Wet van Archimedes, emmertje en bol van 's Gravenzande, buis van Torricelli, compleet met proe ven; dat was min of meer examenstof. Wat deed hij dan aan biologie-onder- wijs? Wel, behalve de al eerder ge noemde schoolwandelingen liet hij ons, zijn zesde klas, een schooltuin maken. We telden - zo precies weet ik het niet meer - ongeveer 48 leerlingen. Even goed als dat we met z'n tweeën in een schoolbank zaten, evenzeer moesten we elk met een klasgenoot samen één tuin tje beheren en verzorgen. Zoiets zou 28

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 28