7e Klas van de Gouv. Eerste Europ. Lagere School (G.E.E.L.) in Bogor (Buitenzorg) 1942 het tenminste worden. In de klas mag je elkaar bij de les niet helpen: dat heet voorzeggen of (laten) afkijken. In onze schooltuin moesten we mekaar nu juist wel helpen; dat heette samenwerking. Aldus werden de plannen ons voorge legd. Er waren aanvankelijk circa 24 lapjes grond. Dat wil zeggen, eerst was er niks, alleen kort stug gras op deels stenige, deels kleiige mergelbodem van de uiter ste zuidwesthoek van het schoolerf. De eerste lessen werden zodoende besteed aan omspitten, ontstenen en ontgrassen van de schooltuin. In tegenstelling tot de Nederlandse jeugd hadden veel Indische kindertjes echter geen ware voorliefde voor grondarbeid. Er zaten ook zoveel kleine steentjes in de mergelige klei- bodem. Onkruid en gras kwamen sneller op dan dat het kon worden verdelgd. Verder waren er natuurlijk tjatjings (regenwormen) en dat vonden enkele jongedames weer te veel van het grieze lige. Wat we leuk hadden moeten vinden: Het eerste zware grondwerk werd door een professional verricht. Meneer Vis engageerde een paman tani (Javaanse boer) die met twee sapi's (inlandse run deren) en een ploeg voor een of twee kwartjes een are van het schoolerf broedjoelde (omploegde). Onder het toeziend oog van onderwijzer en leerlin gen zesde klasse. Ik kan er niet op zwe ren, maar misschien werd er nog een kiek gemaakt van deze eerste ontginningswerkzaamheden. Of kreeg je wat lekkere fris te drinken om te vie ren? Ik weet niet meer. Vervolgens werden wij op de grond los gelaten. Zoals al gezegd: schoonmaken en naspitten. Dit werk duurde ons ei genlijk te lang; hadden we dat geweten, waren we er niet aan begonnen? Nee, zo ging dat niet: dat kon niet! De schooltuin was ook les, en we waren eerst zo enthousiast geweest. Maar tenslotte was Meneer Vis tevre den over de gemaakte vorderingen. En kon er een begin gemaakt worden met de verdeling: twee kinderen vormden telkens een kongsietje (samenwerkende eenheid). Met wie, dat mocht je zelf uit zoeken. Met je beste vriend of vriendin, of met je op één na beste. Wie geen makker had deed samen met een ander die geen vriend had. Vanwege het one ven aantal meisjes deed er, geloof ik, zelfs een meisje samen met een jongen. Samen kregen die twee een lapje van ±drie vierkante meter in beheer. Ik weet natuurlijk niet meer hoe de afmetingen precies waren, ik veronderstel twee bij anderhalf. Er werden paden tussen de kavels aangelegd. Zodat we onze perce len konden bereiken zonder andermans cultures te vertrappen. Opdat niemand zou menen ten opzichte van een ander benadeeld te zijn werd er geloot. Was ieder tevreden? Nee, want we dachten dat de kwaliteit van de bo dem verschilde. Zelfs op dat kleine op pervlak kwamen gedeelten voor die min der vruchtbaar waren dan andere stuk jes. Beweerden sommigen. Meneer Vis vond dat onzin. Hij had misschien als on derwijzer gelijk, maar die mensen heb ben altijd makkelijk praten. Hij liet ons verder de vrije hand in wat we wilden planten, verstrekte eerst echter aan elk groepje vijf of zes zaden van stokrozen. Om mee te beginnen. De meeste kwa men natuurlijk niet op! Lag dat aan de minder goede verzorging? "Wat is dat voor een idiote plant: stokchosen?" riep Tilly verachtelijk. Meneer Vis had het ge lukkig niet gehoord! Na verloop van een maand was duidelijk te zien hoe het werkplan verliep, of lie ver aan het verlopen was; verlopen in twee betekenissen. Sommige stukjes za gen er verwaarloosd uit. Wat er gezaaid was had de geest gegeven of er had wel licht totaal geen leven in gezeten. Enke len, zoals Jootje, hadden er kennelijk he lemaal niks aan gedaan. Anderen hadden wel goed geboerd. Zinnia's en Afrikaantjes stonden er flo rissant te pronken. Bijvoorbeeld op het lapje van mijn vriendje Dick, die nota bene heel alleen voor de verfraaiing zorgde, want zijn oorspronkelijke part ner deed niet veel en was bovendien vaak absent. Dick had werkelijk een groene duim, alles stond er in zijn tuintje goed bij. Zijn ouders hadden uit hun tuin wat plantjes geschonken. De kleine be scheiden blonde jongen werd dan ook door Meneer Vis geprezen. "Die wint het nog van jullie allemaal!" zei de mees ter. Op een van de perceeltjes kwam een struik te staan. Met lichtlila tuba-vormige bloemen. Kenners en botanici noemen deze in Indonesië algemeen voorko mende plant Ipomoea crassicaulis (verstuik je tong maar niet). Meneer Vis kende die naam niet. Dat was goed zo, want als een onderwijzer het niet weet hoeven zijn leerlingen het evenmin te le ren. Hij vond het wel een prachtige plant en noemde haar Blauwe Winde. Niet eens zo gek bedacht, want ze is inder daad familie van de Haagwinde. Maar wat velen niet juist vonden, onze meester had het gewas op een bepaald stukje laten zetten, namelijk op het stuk naast Mies en Lies. Wel was dit een bij zonder kaveltje, want bij de verdeling was er één stukje groter uitgevallen dan de andere, en dat stuk was van Meneer Vis zelf. Moest als voorbeeld dienen en als proeftuin en zo. Maar Mies en Lies (lees verder volgende pagina) Hoofdonderwijzer: heer Dingemans. Wie herkent zichzelf op deze foto? Reacties aan: Mw. Kotting, Wierselaan 35, 3433 ZP Nieuwegein Zd. 03402 - 6 28 20 29

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 29