en dat is heel ver voor een jochie van 13 jaar!"
Hij zit in zijn werkkamer. Hij zit
daar te denken en te mijmeren en
op de achtergrond hoort hij allerlei
vertrouwde geluiden. De stem van
zijn vrouw en van één van zijn
kinderen die de pineut is met de af
was, het blikkerend en tinkelend ge
luid van pannetjes en servies.... ver
trouwde geluiden. Buiten hoort hij
nog een auto voorbij gaan die wat
verderop de hoek omgaat. Zo zit-
tetid vervagen echter de geluiden
romdom hem en andere geluiden
komen dwingend naar voren, gelui
den van toen.
Hij hoort weer mooie lieve stemmen,
soms ook boze stemmen als hij katte-
kwaad uithaalde, zangerige stemmen en
achter al deze stemmen de mensen die
toen deel uitmaakten van zijn jonge le
ven. Ook geluiden van de vogels, de
tjitjaks, tokeh en de doffe plof van een
zuurzak of papaya op de grond als hij al
in bed lag. Serèt-seröt klinken nog de
sloffen van zijn vader op de achtergalerij
op weg naar de mandibak. Het wordt
verder stil, maar toch wil hij nog niet sla
pen en hij blijft stilletjes wachten met
zijn gezicht naar het raam gekeerd. Ja
daar... het schaduwt even bij het raam en
dan zachtjes "Njo'tje tidur saja, djangan
takoet njo, saya mendjaga, ajo tidur
saja". De nacht mag nu ingaan, want die
goede, lieve djaga was er weer.
Ijl klinken nog de geluiden van de stem
men van zijn ouders uit de achtergalerij,
en ijl klinken andere geluiden na die hem
tot slapen brengen met een gevoel van
vertrouwen en kinderlijke blijheid en
dankbaarheid. Halfweg in slaap weet hij
nog, dat hij z'n avondgebedje goed heeft
opgezegd. Het joch wordt weer wakker
en ook die avond slaapt hij weer in met
al die vertrouwde geluiden. En hij wordt
wakker. Hij gaat naar school, hij speelt
en hij leert fietsen van zijn vader, eerst
nog met een bantaltje op de bagagedra
ger en later helemaal alleen op het zadel;
trots kijkt hij even achterom naar zijn
vader... hij kon fietsen!
En 's avonds ligt hij blij in bed... nog even
wachten op de djaga, morgen weer fiet
sen en Pappie's veldfles extra goed vul
len met ijswater en hem helpen om z'n
putties om te doen, want zijn vader was
de beste en grootste landstormer die er
bestond; hij kon zomaar met zijn
klewang een stam van een pisangboom
zig-zag in schijven slaan, had het joch zelf
gezien op de parade. De Jap mocht dus
wel oppassen, anders werden zij ook
schijfjes! O ja, nog even avondgebedje
biddenbijna vergeten.
De volgende morgen, het joch werd
weer wakker; gauw nog even fietsen,
dan naar school en dan weer fietsen en
Pappie helpen. Maar 's middags hoorde
het joch samen met zijn moeder deftige
en treurige muziek uit de radio komen.
Zijn moeder begon te huilen en toen
wist hij dat het wel heel erg moest zijn,
want anders zou zijn moeder niet huilen!
Hij keek naar haar en begon toen ook te
huilen. Zijn vader kwam thuis en hij keek
heel ernstig, zo had het joch hem nog
nooit eerder gezien. Ja, het joch had
hem wel eens eerder ernstig zien kijken
als hij ondeugend was geweest, maar dit
was anders.... erger.
En toen hoorde hij dat het oorlog was
en dat was heel erg. Veel mensen kwa
men in huis, die heel lief waren en pas la
ter wist het joch dat zij afscheid kwamen
nemen, 's Avonds laat toen iedereen al
weg was en z'n vader en moeder naar
bed waren, kroop hij uit zijn bed naar de
zitkamer. Waarom deed hij dat? Wist hij
veel, ja, misschien om te kijken of alles
er nog wel was, want hij had de tokeh
ook niet meer gehoord. Het was ook zo
spannend en hij hoorde ook zoveel van
uit zijn bed; opgewonden stemmen en
huilen. Hij liep daar tussen de stoelen
om de rotantafel en hij dronk alle restjes
uit de glazen op. En zo deed hij op zijn
manier ook mee. Hij kroop maar weer
in bed. Hij was verdrietig, het joch, maar
hij wist niet zo goed waarom. Pappie had
zo vaak gezegd: "Als jij je bordje eten
helemaal opeet dan hebben wij gewon
nen van Japan!" En vandaag had hij zijn
bordje eten helemaal opgegeten en gis
teren ook wel... misschien... Zijn zusje
deed dapper mee en zij had allang de
oorlog gewonnen.
Veldfles en putties, afscheid... toen was
Pappie weg en 's avonds in bed hoorde
hij niet meer de donkere en vertrouwde
stem van zijn vader. Weg moest hij, sa
men met zijn moeder en twee zusjes er
gens anders naar toe en de hond ging
ook mee. Zijn vader hield veel van de
hond en de hond ook van hem. Het joch
was zo blij dat de hond meeging, want hij
hield ook zoveel van hem, misschien nog
wel het meest. De hond en hij spraken
vaak met elkaar en samen wisten zij heel
veel, veel meer dan alle knappe mensen
op de hele wereld.
De oorlog was uitgebroken en het leven
ging toch door. Ook voor zijn moeder,
zijn zusjes, het joch en de hond. Zijn
jongste zusje was doodgegaan en de
hond ook.
Samen met zijn grootouders, moeder en
zusje leefde het joch door in de Japanse
oorlogsjaren. Opa werd zijn vriend,
want Opa begreep. Opa met zijn grote
blote voeten daar op die krossi-males
was grappig en goed. Hij had heel mooie
handen met prachtige donkere vlekken
en hij rookte zwarte shag-tabak. En als
hij op z'n krossi-malas lag, kroop het
joch dicht bij hem en dan bromde Opa
altijd zo mooi. Bijna net zo mooi alsof
het joch zijn vader hoorde. En samen la
gen zij dicht bij elkaar te kijken naar de
manggaboom daar zo samen op die
achtergalerij. Soms kroop het joch naar
het voeteneind en kietelde hij Opa on
der diens grote blote voeten. En dan had
hij altijd de grootste pret als zijn groot
vader met een luid "Verdomme" over
eind schoot. Maar Opa werd niet boos,
hij keek het joch even aan en dan... dan
lagen zij weer naar de manggaboom te
kijken, vergenoegd en blij met elkaar.
Waarom zijn grootvader door de Japan
ners werd opgepakt en dood ging heeft
het joch niet begrepen.
De oorlogsjaren gingen door en het joch
leefde door met zijn grootmoeder, moe
der en zusje. Hij verlangde naar zijn va
der, want als hij terugkwam zou alles
weer goed zijn.
Het joch werd ook ouder en samen met
zijn zusje wilde hij zo goed mogelijk voor
zijn moeder zorgen. Want eens... al
weer lang geleden had zijn vader tegen
hem gezegd: "Als ik er niet ben, moet jij
goed voor Mam en je zusjes zorgen!"
Toen was het joch nog klein, maar nu -
zomaar ineens - kwamen die woorden in
zijn hoofd terug. En het joch nam zich
voor om die taak zo goed mogelijk uit te
voeren. Maar het lukte hem niet; hij
deed alles verkeerd, net zo verkeerd als
een kind met goede bedoelingen het in
de ogen van een volwassene maar ver
keerd kan doen. Wanhoop en verdriet
aan beide zijden.
Het wordt 1945 en de Japanners hebben
zich overgegeven; het joch veert over
eind, want nu kan hij uitkijken naar het
moment dat zijn vader thuiskomt. Hij
wacht... maar diep in zijn hart is hij bang,
want hij hoort ook zoveel verdrietige
verhalen om zich heen. Plotseling is daar
die brief van het Rode Kruis; zijn vader
komt niet meer thuis... dood.
40