VERHALEN VERTELLEN De verhalen zijn echt gebeurd. Een beetje verzonnen is er niet bij. Maar toch.... soms lijkt het science fiction wel. De Hoogleraar algemene chirur gie B. was als vakman en wetenschapper er een van wereldklasse. Bij die man heb ik colleges gelopen en examen gedaan; mijn doctoraal- en artsen examen. Wanneer ik denk aan die laatste zaken dan loopt de huiver weer over mijn rug. door J.A. Stolk, huisarts Op een middag tijdens een responsie college en tevens patiëntendemonstratie, even voor mijn artsexamen, werd de ziektegeschiedenis van een man van circa 65 jaar besproken. De man was bij die bespreking aanwezig. Ruim twee jaar geleden werd de man door zijn huisarts verwezen naar de spe cialist omdat hij reeds lange tijd hardnek kig hoestte. Op de röntgenfoto van de linkerlong werd een "schaduw" gezien, die aanvankelijk voor een "artefact" (een kunstfout bij de ontwikkeling van de foto) werd gehouden. De rest van het onderzoek, zoals licha melijk onderzoek en bloedonderzoek le verde geen afwijkingen op. Ook de kweek van het sputum en onderzoek van de keel door de KNO-arts leverden niets op. Maar de man bleef hoesten en de röntgenfoto's van de longen lieten bij herhaling die schaduw zien. Tijdens de zoveelste patiëntenbespre king door de staf van het ziekenhuis werd besloten "te gaan kijken". "Dat betekent", zei de hooggeleerde B. tegen de patiënt"dat wij u moeten opereren. Dat is de enige manier om er achter te komen wat die vlek op de lin kerlong te betekenen heeft". Let wel, wij schreven de tweede helft van de jaren vijftig. Nu zijn er betere en eenvoudiger manie ren om erachter te komen wat zo'n "vlek op de long" te betekenen heeft. Maar of die patiënt in deze tijd qua me dische behandeling grotere overlevings kansen heeft, dat durf ik te betwijfelen. Later zal ik u vertellen waarom. Enfin, de man vroeg bedenktijd en er werd afgesproken dat hij een week later zijn besluit zou mededelen. Een week la ter komt de man vertellen van de opera tie af te zien. Hij had het goed in zijn oren geknoopt dat zo'n exploratieve operatie niet zonder risico's zou zijn, dat was hem door de professor zelf verteld. Hij' 'zag wel". "Ik voel mij nu heel goed, soms alleen wat snel vermoeid, maar ik doe nog van alles". Hij nam afscheid van professor B. met een stevige handdruk en maakte de afspraak over twee jaar terug te komen. Zouden zijn klachten snel vermeerderen of verergeren dan mocht hij in elk geval direct weer op de polikliniek terugko men. Twee jaar later was hij er weer. Ik werkte toen, om wat chirurgische vaardigheid te krijgen, als vakantie-assis tent op de polikliniek. Bij zijn eerder be zoek was ik een van de co-assistenten, nu was ik een assistent-arts, maar voor de man een van de vele witte jassen rondom de professor. Al die medische interesse voor hem leek de man best in teressant te vinden. "Ik ben bij een gebedsgenezer geweest", vertelde hij. "Ben nog steeds niet dood. Ik leef nog". Twee dagen voor deze bespreking was de man voor onderzoek geweest. Er werd niets nieuws gevonden, maar zeer frappant was, dat van de vlek op de linkerlong, nu alleen wat vaag z.g. "streeptekening" op de röntgenfoto te zien was. Dat was de man verteld. "Die gebedsgenezer gaf mij ook geneeskrach tig water te drinken, hij doet dat samen met een kruidendokter. Ik wist dat ik beter zou worden en nu ben ik gene zen". Hij stond daar triomfantelijk en uitda gend en in de toon van zijn stem en de wijze waarop hij sprak, was iets van goedmoedige spot te beluisteren. Professor B. feliciteerde de man met zijn genezing en vroeg hem over twee jaar weer terug te komen. "U ziet er goed uit. U bent zelfs wat aan gekomen. Maar probeer dat roken nu toch te laten", zei de hooggeleerde nog ten afscheid. Toen de patiënt vertrokken was, wendde de professor zich tot ons en merkte lakoniek op: "Twee dingen. Foute diagnose of tijdelijke remissie", wat zoveel betekent als een tijdelijk schijnbaar herstel. Het duurde geen twee jaar toen ik de man terugzag en het moet een wonderlijke speling van het lot geweest zijn dat onze wegen el kaar weer kruisten. Ik had mij enkele maanden eerder als huisarts in Amsterdam gevestigd, toen de man bij mij op spreekuur kwam. Ik herkende hem meteen. Hij wist niet meer dan dat hij tegenover zijn "nieuwe" huisarts zat. Een van de vele naamloze witte jassen tijdens dat college van pro fessor B. Nu had de man legio klachten. Hij was ook zichtbaar vermagerd en zag er ziek uit. Hij vertelde mij, dat hij eerder voor zijn klachten in het Universiteits ziekenhuis was onderzocht. Niets werd er gevonden, ook niet na enige keren onderzoek. Niets aan de hand, maar er was dus wel wat aan de hand. Hij kon niet begrijpen dat er in het ziekenhuis zo'n grote fout was gemaakt. Enfin de verwijten in zijn verhaal werden heviger en feller. Hij klonk radeloos. Ik begreep die verwijten niet zo goed. Inderdaad was er bij onderzoek niets ge vonden, maar hem was toch een "kijk operatie" voorgesteld en dan dat roken van de man. Nog altijd zo'n twintig a dertig sigaretten per dag. Wij zaten daar in die spreekkamer wat verloren tegen over elkaar, beiden vol onbegrip voor el kaar en voor deze situatie. Ik keek naar de man en dacht aan mijn jeugdvriendje "kambing" en zei: "Ik geef u een brief mee voor de professor en ik laat nu de assistente een afspraak maken voor u". Mijn jeugdvrienden in het Soerabaia van voor de oorlog waren Thomas Cambier en Bennie ten Kate. Thomas werd voor zijn vrienden - om vergissingen in de uitspraak van zijn ach ternaam te voorkomen - "kambing". Forever kambing, zo is het altijd geble ven. Bennie ten Kate, de eeuwig in geld nood verkerende Bennie werd voor ons "Bolong" en ook dat is tot het laatste toe zo gebleven. De vriendschap die ik van deze jongens ondervond, was en is voor mij een hou vast en een fundament. Hoewel beiden de oorlog tegen Japan en de bersiaptijd niet overleefden, heb ik die steun van hen tot op de dag van vandaag. Ik leerde beiden kennen omdat ik wel eens meereed met de bestelwagen van 12

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 12