PLANTEN UIT DE TROPEN
MEDINILLA MAGNIFICA
Trosbloem - Fricalblossom
Familie: Melastomallae zwartmondachtigen
Een bijzondere decoratieve exotische plant is de Medinilla Magnifica.
Magnifica betekent prachtig, luisterrijk. De familienaam Melastoma is af
geleid uit het Grieks: Stoma is mond en Melas betekent zwart. De naam
zwartmondachtigen komt waarschijnlijk omdat de bessen de lippen zwart
kleuren. De naam Medinilla kregen de planten van haar ontdekker Jose
Medinilla y Peneda, een Spaanse gouverneur van de "Marianen een
eilandengroep in de Stille Zuidzee.
Tijdens zijn reis naar de Filippijnen in
1820 zag hij de plant voor het eerst en
was er helemaal weg van. Pas dertig jaar
later begonnen Europese kwekers be
langstelling te tonen voor de Medinilla
Magnifica en brachten ze haar in cultuur.
Eerst alleen in serres en wintertuinen,
veel later als kamerplant. De koninklijke
tuinen in Laken (België) zijn beroemd
om hun prachtige Medinilla's Magnifica.
Economisch belang hebben ze nauwe
lijks; ze worden alleen om hun schoon
heid gekweekt.
Er zijn ongeveer driehonderd verschil
lende soorten. Ze groeien in oerwouden
op de eilanden in de Grote Oceaan en
op het aangrenzende vasteland. De
Medinilla Magnifica is inheems op Java en
de Filippijnen. De bessen en de bladeren
van de Medinilla Hasselti worden op
Sumatra gegeten; men noemt de plant
daar bongkol, sapi oedang of sebalantih.
Medinilla Cuspata wordt in Indonesië
"tali morea" genoemd en op Ambon
noemen ze haar ook wel "walet
maroecoe". De Medinilla Radicans ken
nen ze als "areuy" of mandjel. De
Medinilla Magnifica is een houtachtige
struik die tweeëneenhalve meter hoog
kan worden en twee meter breed. De
dikke vierhoekige stengels zijn bruin en
grillig geribt en bij de knoop borstelig
behaard. De vertakkingen zijn driedelig
gevorkt. De stevige donkergroene blade
ren twintig tot dertig centimeter lang en
tien tot vijftien centimeter breed staan
twee aan twee kruisgewijs tegenover el
kaar, zijn vaak verschillend van grootte
Bloem en vruchttros Medinilla Myriantha - Bali
Bloemtros Medinilla magnifica - Eindhoven
en aan de basis stengelomvattend. Ver
der is het blad omgekeerd eirond, zijn
de randen van het blad enigszins gegolfd
en eindigt het in een scherpe punt. Ken
merkend voor deze familie is de dikke
lichtgroene nerf en de sterk getekende
zijnerven die bij de puntige top bijeenko
men.
Alleen volwassen planten krijgen bloem
trossen op verhoute scheuten van het
vorige jaar. De lange bloemtros, wel vijf
tig centimeter lang, bestaat uit twee of
drie etages van donkerrose bloemtrosjes
en papierachtig geaderde rose schut
blaadjes. Op het einde van de tros
zitten wel veertig bloemen, elk af
zonderlijk op rose steeltjes. De
lange steel van de tros is ook rose.
De tweeslachtige bloemen hebben
vijf rose kelkblaadjes en vijf vrije
kroonbladen. De bloemblaadjes gaan
van rose over naar zacht lila. De tien
dikke meeldraden hebben snavel
achtige gebogen witte helmdraden
met een zacht lila vlag en zijn ver
schillend van vorm. De bloemknop
pen zijn rose met vijf witte puntjes
en aan het onderste puntje hangt
een honingdruppeltje.
De bloemen worden bevrucht door
kruisbestuiving. Dat is een wijze van
bestuiven waarbij het stuifmeel dat
de bloem bevrucht afkomstig is van
een andere plant van dezelfde soort.
Uit het vruchtbeginsel ontwikkelt
zich een eirond besje lila paars van
kleur; het puntje onder en het steel
tje is rose. In ieder besje zitten drie
zaden.