De historie van het Brandweerwezen in Insulinde A "DE BRANDTWEERINGH WORD 'T MEEST GEËERHT INDIEN MEN 'T AEN DEN LIJVE DEERT.' door Ing. A.C. Broeshart (2) Onder bewind van Landsbestuur In 1803 werd voor bet alarmeren van brand in de stad Batavia de ratelwacht belast. De ratelwacht was een korps van 36 man. Aan elke zijde van de Kali Besar, de rivier die de stad in tweeën deelde, liep een ratelwacht, geassisteerd door een bijwacht. Op de hoeken van de straten werd om het uur drie maal gerateld en het uur afgeroepen. Bij brand ratelde de ratelwacht "verkeerd", dat is links om ratelen, hetgeen een ander ratelgeluid veroorzaakte, daarbij moest hij schreeuwen "brand" met daarbij de naam van de straat waar brand geconstateerd was. Een brand in een perceel aan de Tijgergracht zal vermoedelijk aangekondigd zijn als "kebakaran ke Kali Matjan!" dit omdat de ratelwachten geen woord Nederlands spraken omdat zij tot de Javaanse ofMaleise bevolkingsgroep behoorden. Het wachtlokaal van de ratelwacht stond midden in de stad bij de Middelpunts- brug aan de Kali Besar west. Op 14 ja nuari 1808 werd de be- en roemruchte Mr. Herman Willem Daendels als Gou verneur-Generaal in Batavia ingehuldigd. Zijn dadendrang was voor de wat ingeslapen Europese ge meenschap moeilijk bij te houden. Reeds op 25 mei 1810 verorden- eerde hij dat de negorij Bandoeng, ten zuiden van de huidige stad Bandung verplaatst moest worden naar het kruispunt van de in aanleg zijnde Grote Postweg, (een weg van meer dan duizend kilometer, die loopt van West- naar Oost-Java) met de rivier Tjikapundung. Bandung werd daar ter plekke één van de grootste en mooiste steden op Java. Op 4 september van hetzelfde jaar werd een nieuw brandweerreglement voor de stad Soerabaja (thans Surabaya) vastgesteld. Daarin werd be paald dat op vier plaatsen in de stad (in de omgeving van de Rode Brug) en op vier plaatsen buiten de omwalde stad een slangenbrandspuit met gereedschap pen gestationeerd moest worden. Een van de "buitenspuiten" werd geplaatst bij het nieuwe hospitaal op Simpang (C.B.Z.). Het brandweerpersoneel dat werd aangesteld, bestond uit vier brand meesters, vier onderbrandmeesters, acht sergeanten en acht korporaals. De militaire rangen sergeant en korporaal kwamen voort uit de invloed van het Franse brandweerwezen. Oude stoombrandspuit, die zelden of nooit meer gebruikt werd. Tot brandmeester en onderbrand meester werden aangewezen de baas- wielenmaker, de baas-touwslager, de baas-kuiper enz. terwijl als sergeant en korporaal werden aangewezen de Europese ambachtslieden van de Con structiewinkel, de Equipagewerf alsmede zeevarenden. Elke brandspuit werd door veertig "knappe" Javanen bediend die daartoe aangewezen werden uit de "vol keren" die in het pakhuis werkten, of op de los- en laadboten dienst deden, dan wel werklieden uit de Constructie winkel. De brandmeesters kregen als teken van hun waardigheid een rotting met zilveren knop waarop het wapen van Koning Lodewijk Napoleon was aangebracht (vermoedelijk wist men in Soerabaja nog niet dat Lodewijk Napoleon door zijn broer "apart" was gezet en de Lage Landen een deel van Frank rijk waren geworden). De onderbrandmeesters hielden een rood beschilderde brand- meestersstok in de hand. De ser geanten en korporaals dienden een lederen band om hun mouw te bevestigen waarop de letter van hun brandspuit was aange bracht. Een premie van vijf rijksdaalders werd uitgeloofd voor degene die een brand ontdekte. De spuitgasten die als eerste met hun spuit op de plaats van de brand arriveerden kregen een premie van vijftig gulden, de tweede spuit een premie van vijfentwintig gulden. Enorme hoge bedragen voor die tijd. De sleutels van de brandspuithuisjes werden aan de nabijwonende van de spuithuizen in bewaring gegeven. Bij 30

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 30