In het voorjaar van 1990 gaf het bestuur van Sint Jan Baptist, een Indisch verzorgingshuis in Den Bosch, het voornemen te kennen het tehuis over te hevelen van de bijzondere tehuizen naar de gewone tehuizen. Dit bracht een schok te weeg onder de Indische gemeenschap. In 1990 waren er nog vijf tehuizen voor Indische Nederlanders, waarvan één zich met name richtte op Molukse ouderen. Samen beschikten deze tehuizen over ongeveer 365 verzorgingsplaatsen. Wanneer het bestuur van Jan Baptist het voornemen zou uitvoeren dan zouden nog slechts 260plaatsen over blijven. Overigens stond Jan Baptist niet alleen in zijn beslissing: er was al enige tijd sprake van leegstand in het tehuis terwijl in Den Bosch een groot tekort aan verzorgingsplaatsen is voor de ouderen uit Den Bosch zelf. Zowel de gemeente Den Bosch als de provincie als ook de landelijke overheid vonden de beslissing van het bestuur niet onverstandig. IXjÜËj ons t(e)huis Het overkoepelende orgaan van de verzorgingshuizen, de Samenwerkende Zorginstellingen Indische Nederlanders (SZIN), wilde graag inzicht hebben in de mate waarin nu en in de naaste toe komst onder de Indische ouderen nog behoefte was aan een specifieke voorzie ning als de Indische verzorgingshuizen. Ook het Ministerie van WVC was geïn teresseerd in deze gegevens omdat zij binnenkort een nieuw plan moet maken voor de bijzondere bejaardenoorden waar ook de Indische verzorgingshuizen onder vallen; dit plan geldt voor de jaren 1993-1996. De SZIN verzocht het Nederlands Insti tuut voor Maatschappelijk Werk Onder zoek (NIMAWO) een voorstel voor een onderzoek te maken waarbij het Minis terie van WVC bereid was het onder zoek te betalen. (Overigens heeft dit on derzoek niet kunnen verhinderen dat per I januari 1992 de Indische ouderen zich niet meer kunnen inschrijven bij Sint Jan Baptist). Het NIMAWO is eind 1990 van start ge gaan met het onderzoek. Tijdens het on derzoek hebben we met een groot aan tal (Indische) organisaties, met het Minis terie van WVC en met de verzorgings huizen gesproken om na te gaan wat hun ideeën waren over de Indische verzor gingshuizen in de toekomst. Vervolgens hebben we gesprekken gevoerd met 75 Indische ouderen die in verzorgings huizen wonen. Het ging hierbij zowel om ouderen die in de Indische verzorgings huizen wonen als ouderen die in gewone Nederlandse tehuizen wonen. Aan hen hebben we gevraagd waarom ze gekozen hadden voor een Indisch tehuis of waarom ze gekozen hadden voor een gewoon Nederlands tehuis. Daarna zijn we gaan praten met 173 huishoudens van Indische ouderen die (zelfstandig) thuis wonen en aan hen hebben we ge vraagd: wanneer U veel verzorging nodig zou hebben en U zou opgenomen moe ten worden in een verzorgingshuis, zou U dan naar een Indisch of naar een ge woon Nederlands tehuis gaan? De laatste groep ouderen hebben we verkregen door onder andere oproepen te plaatsen in Moesson en andere Indische organen en door de medewer king te vragen van Indische organisaties. In maart 1992 is het rapport van het on derzoek verschenen. Veel lezers van Moesson hebben op onze oproep(en) gereageerd; het NIMAWO wil ze graag op de hoogte stellen van de belangrijkste resultaten van het onderzoek. Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft berekend dat er in 1990 ongeveer 48.000 Indische ouderen in Nederland wonen. Ongeveer de helft van deze ouderen wonen in de provincies Noord en Zuid-Holland. Aan de hand van deze cijfers hebben we een schatting gemaakt van het aantal Indische ouderen dat in een Indisch verzorgingshuis woont en het aantal dat in een gewoon Neder lands tehuis woont en dan schatten we dat in 1990 ongeveer 10 procent van de Indische ouderen in een Indisch verzor gingshuis woont en 90 procent in een gewoon Nederlands tehuis. Een van de veronderstellingen bij de start van het onderzoek was dat het Indische verzorgingshuis een voorziening is die vooral geldt voor Indische oude ren met een hoge leeftijd en dat de be hoefte hieraan langzaam zou 'uitsterven'. Uit ons onderzoek blijkt dat het Indische verleden en het Indisch zijn ook bij de 'jongere' ouderen (tot 75 jaar) nog steeds een belangrijke rol speelt. Bij hen is sprake van een bewustwordingsproces waarbij het al dan niet kiezen voor een Indisch verzorgingshuis een heel be wuste keuze is. De ervaringen van de Tweede Wereldoorlog, de Bersiaptijd en de repatriëring hebben zowel bij de oudere als bij de jongere generatie nog steeds invloed op hun dagelijkse leven; het delen van deze ervaringen met el kaar wordt heel positief ervaren. We denken dat om deze redenen verzor gingshuizen met een Indische signatuur ook in 1992 bestaansrecht hebben en dat de komende jaren zal houden. De vraag is dan: hoe groot is dan de be hoefte aan Indische verzorgingshuizen? Uit de gegevens van de 173 huishoudens van thuiswonende Indische ouderen komt naar voren dat binnen deze groep de Indische betrokkenheid groot is. Zo blijkt dat twee op de drie huishoudens wel eens of vaak naar een Indische bij eenkomst als een reünie, een koempoelan of een pasar malam gaat, dat 70 procent lid is van een Indische or ganisatie en dat meer dan 80 procent een Indisch tijdschrift of een periodieke uitgave van een Indische organisatie leest. In de onderzoeksgroep zou 46 procent naar een Indisch tehuis willen, ook al zou dit tehuis ver weg liggen; 20 procent zou graag naar een Indisch tehuis willen, echter alleen als dat tehuis in de buurt van de huidige woning zou liggen; 17 procent kiest voor een Nederlands te huis en 17 procent heeft nog geen echte keuze gemaakt. Indische ouderen kiezen met name voor een Indisch tehuis vanwege de betere contacten met andere bewoners, het ge voel thuis te zijn, de Indische leefge woonten en cultuur en vanwege de ge meenschappelijke achtergrond en erva ringen in het verleden. De keuze voor een Nederlands tehuis wordt vooral ge maakt omdat men in de buurt van de kinderen, familieleden en kennissen wil wonen of omdat men de afkomst niet belangrijk vindt en zich meer Nederlands voelt. Aan de hand van de gegevens van het onderzoek is niet rechtstreeks vast te stellen hoe groot de behoefte aan Indische verzorgingshuizen bij alle Indische ouderen is. We hebben maar met een relatief kleine groep ouderen gesproken die bovendien nog zeer geï n- 13

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 13