O maar ze weet alleen dat ze misschien in Ajteh woont. Nu weten we het zeker. Z'n vader heeft nog een zus. We zijn altijd in de veronderstelling ge weest dat zowel z'n vader als z'n moe der geen broers of zussen hadden. Dit is toch wel weer een leuke ontdek king. Maar aangezien wij nu in Tegal zijn is het wat moeilijk om dat ter plekke uit te gaan zoeken. Dat ik het adres zal vin den, weet ik zeker, hoe dan ook. We zijn tien dagen in de buurt gebleven en hebben veel mensen gesproken. M'n man gaat steeds beter z'n bahasa spre ken. De mensen geven hem compliment jes en vinden het leuk dat hij in deze plaats geboren is. In Holland is hij een Indo en in Indonesië is hij echt een Belanda. Na verloop van tijd gaan we naar het ei land Biak. Daar blijven we drie dagen. We willen het massagraf zoeken van m'n schoonfamilie. Als we aankomen op het vliegveld word ik als eerste hartelijk ont vangen door een Papua. Hij geeft me een stevige hand en zegt "welkom". Dit geeft me zo n goed gevoel, niet te omschrijven gewoon en waarschijnlijk ook niet te be grijpen. De volgende dag gaan we zoeken naar 't massagraf, dat volgens ons tussen de startbaan en de zee moet zijn. Het vlieg tuig is daar in zee gestort. Aan het einde van de startbaan komen we in een kam pong terecht. We vragen aan een me vrouw of er een begraafplaats in de buurt is. We vertellen waar we naar op zoek zijn. Ze zegt dat we even mee moeten lopen want die man daar weet het beslist. Inderdaad, hij heeft geholpen de mensen te redden en had de licha men in z'n tuin gelegd. Die hadden er de hele nacht gelegen. De volgende dag werden ze pas opgehaald. De man vertelde het verhaal alsof het gisteren was gebeurd. Alle mensen die daar wonen weten het, ook de kinderen. We gaan met de oude man (en een hele boel andere Papua's) naar een begraaf plaats vlak in de buurt. Maar helaas we vinden niets. Ik begrijp het niet, er moet toch op de een of andere manier een herdenkingspunt zijn? Hevig teleurgesteld heeft m'n man bloe men van de boom geplukt en in de zee mee laten stromen naar de plaats. De volgende dag gaan we met een chauf feur op pad om verder te zoeken. We hebben gehoord dat er een monument moet zijn. Na lang zoeken komen we bij een kerkje, daarvoor staat een klein wankel houten torentje met een mooie grote bel. We klimmen in het torentje (ongeveer drie meter hoog) en daar zien we de bel hangen. Er staat 16 juli 1957 Neutron op en in de Biakse taal "Muna- sus ro fararur pjun ro Neutron ani 16-7- 57 Het is heel moeilijk te beschrijven wat ik voel. Ik kan niet meer stoppen met huilen. Dit is het, nu ben ik zo dicht bij en toch ook zo vreselijk ver weg. We hebben het eindelijk gevonden. De kerk dienst is net afgelopen en als de mensen uit de kerk komen, blijven de meesten staan en vragen zich af wat wij daar doen. M'n man vertelt hen het een en ander en ontmoet iemand die les heeft gehad van zijn vader. Hij vertelt ook het verhaal aan de dominee en vraagt of hij de klok mag luiden. Dat mag, tien slagen geeft hij. Terwijl m'n man de klok luidt, zie ik dat het torentje wel aan vervan ging toe is. Het gaat helemaal heen en weer. Het blijkt dat de klok niet meer gebruikt wordt. De lagers zijn kapot. Hij kijkt meteen of het gemaakt kan worden en zegt tegen mij: "Wat vind jij ervan als wij dit, de volgende keer als we komen, in orde maken?" Ik wil het graag, maar waar halen we in 's hemelsnaam het geld vandaan.... De volgende dag vertrekken we naar Hollandia Haven. In Hollandia Binnen heeft m'n man gewoond tot z'n twaalfde jaar. Toen ging hij naar Holland. We zijn heel nieuwsgierig of z'n huis er nog staat. Ik zou er het liefst meteen heen gaan, maar van 't vliegveld Sentanie naar Hollandia Haven is nog een aardig stukje. Als we in het hotel arriveren, is het inmiddels avond geworden. We worden heel hartelijk en vriendelijk ont vangen en we gaan heerlijk eten. We praten nog wat met de jongens van het hotel. Een jongen vraagt aan m'n man waar hij in Hollandia Binnen heeft gewoond."Oh", zegt hij, "die straat is er nog hoor en volgens mij is er niets ver anderd". We spreken af dat hij ons de volgende dag met een taxibusje overal naar toe rijdt. We gaan 's morgens vroeg op pad. De chauffeur brengt ons naar een buurjon gen die mijn man direkt herkent en vindt het leuk hem te ontmoeten, we maken een afspraak voor de volgende dag. Hij zal dan een vrije dag nemen. Hij vertelt dat z'n moeder en z'n zusje op het strand, genaamd base g, zitten. Ze gaan picknicken vandaag. We gaan naar het strand; de buurvrouw herkent m'n man niet direkt, maar als hij z'n naam zegt, vliegt ze hem om de hals en is blij hem te zien. Ze vertelt dat het huis er nog staat. Als we in de straat komen waar m'n man vroeger heeft gewoond, heb ik het gevoel of ik thuis kom. Dit is een heer lijke gezellige straat, wat moet hij hier vroeger toch heerlijk gewoond hebben. Alles is zo ruim en zo vrij. Inderdaad, het huis staat er nog precies zoals hij het 35 jaar geleden heeft verlaten. We staan wat te kijken, er komen wat mensen aanlopen, ze herkennen hem en ze we ten nog van z'n familie. We mogen het huis van binnen bekijken. Het is nog helemaal precies hetzelfde. Ik zie achter het huis een stel kinderen voetballen met een lekke voetbal. Als je de snoetjes van de kinderen observeert, zie je dat ze echt veel plezier hebben. Ze gaan zo op in hun spel, ze genieten zo! (met die lekke voetbal). Bij een ander huis zitten twee grotere jongens, een met een gitaar, er gaat zo'n rust van uit. Het doet allemaal gezellig aan. Nu ik enige tijd in Indonesië ben, besef ik dat wij in Holland materialistisch zijn en zij zo blij met niets. Zij zijn geestelijk veel rijker. Ik ontmoet een man, die vertelt dat zijn vrouw naar Nederland is geweest op be zoek bij haar zus. Ik vraag heel enthou siast: "En... hoe heeft ze het gehad in Nederland?" Ik denk, misschien zegt hij wel dat ze het heel luxe heeft gevonden. Maar nee, hij zegt: "Helaas had ze niet het gevoel bij haar zus op bezoek te zijn geweest, maar bij een vreemde. Ze is ook eerder teruggekomen naar Indone sië". In de paar dagen dat we daar zijn, ontmoet m'n man nog wat klasgenoot jes. Er worden heel wat herinneringen opgehaald. En de tijd vliegt voorbij. Als het tijd is om te vertrekken wil ik ei genlijk niet en krijg een heel naar gevoel. Gelukkig gaan we nog twee dagen naar Bali. Als we in Bali in de prachtige hoteltuin zitten, ontmoeten we een echtpaar uit Canada, we maken een praatje. Meneer vraagt waar we vandaan komen. We vertellen dat we uit Holland komen. "Oh", zegt de man, "ik heb in 1985 een vrouw ontmoet in Biak die ook uit Hol land kwam. Die mevrouw was op zoek naar de Papua die haar gered heeft, want ze heeft namelijk een vliegtuigramp overleefd in 1957!" Wij vertellen dat we ook op zoek zijn geweest in Biak maar naar een herdenkingspunt want mijn schoonfami lie heeft diezelfde vliegtuigramp niet overleefd. Als we teruggaan naar Holland en ik zit in het vliegtuig dan denk ik, waar kan ik mijn verhaal kwijt. Wie begrijpt mijn ver haal. Wie kan met ons meevoelen. Ik heb gevoeld wat het is om in Indone sië te zijn. Ik kan het eigenlijk helemaal niet vertellen! Zodra we in de gelegen heid zijn, gaan we weer heel ver weg naar wat ons zo heel nabij is! NINJA MAC MOOTRY (echtgenote van Donald) 30

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 30