GEIEZEN.
Nederlandse Moeders in Indië
Migratie vanuit
Nederland
In "Dutch long distance migration", een
uitgave van het Internationaal Instituut
voor Sociale Geschiedenis over de be
knopte geschiedenis 1600-1900) van
Nederlandse lange- afstand-migratie, be
steedt Jan Lucassen in deel C "Migratie
vanuit Nederland" o.a. aandacht aan
emigratie naar Indië en aan
"werkmigranten" (labour migrants: zij
die vanwege hun werk naar een ander
land vertrekken i.t.t. migrant labourers:
zij die naar een ander land vertrekken
om daar werk te vinden. MG).
In het kort wordt ingegaan op de solda
ten en zeelieden van de VOC 1600-
1800) die Lucassen noch als immigranten
naar Nederland noch als emigranten
naar Indië ziet, maar meer als
transmigranten die Amsterdam of een
andere VOC-haven als opstapje gebruik
ten naar hetgeen Indië beloofde. Uitge
breider gaat Lucassen in op de soldaten
die werden geronseld voor het Neder
lands Oost-Indisch Leger, dat tussen
1815 en 1910 bijna voortdurend in strijd
was (m.n. Java-oorlog 1825-1830 en
Atjeh-oorlog 1873-1903). Tussen 1815
en 1910 verlieten meer dan 150.000
mannen Europa om bij het Nederlands
Oost-Indisch Leger te dienen. Ongeveer
eenderde hiervan was afkomstig uit het
buitenland en werd geronseld door het
Koloniaal Werfdepot te Harderwijk.
Ongeveer een kwart van de soldaten en
officieren die naar Nederlands-lndië voe
ren keerde niet naar Europa terug; het
merendeel was echter niet aan oorlogs
verwondingen gestorven maar als gevolg
van een ziekte. Bij gebrek aan informatie
kan geen nadere uitsplitsing gegeven
worden van het aantal Nederlanders en
het aantal buitenlanders dat niet naar Eu
ropa terugkeerde.
Wat migratie van burgers betreft zijn
weinig statistische gegevens voorhanden
en kan Lucassen slechts constateren dat
over de gehele periode 1600-1900 meer
vrouwen van Indië naar Nederland gin
gen dan andersom, waarvoor hij als mo
gelijke reden geeft dat Europese mannen
met hun Aziatische of Euro- aziatische
vrouwen en kinderen naar Nederland
terugkeerden. Summier volgen percenta
ges van de sectoren waarin Europeanen
met een beroep in 1905 in Indië werk
zaam waren: landbouw 35 procent, han
del 20 procent en industrie 20 procent.
Deze uitgave (MSG Research Papers
3), 52 pag., 7,50 is te bestellen bij
MSG, Cruquiusweg 31, 1019 AT Am
sterdam, tel.: 020 - 6685866.
De ideeën van de ethische politiek hiel
den een andere houding in tegenover de
inlandse bevolking, deze moest "be
schaafd" worden. Voor vrouwen in Indië
namen de mogelijkheden voor een be
roep in de gezondheidszorg toe en ook
als moeder zou de vrouw een be
schavende invloed kunnen hebben.
Het idee dat partners binnen een huwe
lijk gelijkwaardig moesten zijn en dat er
voor mannen en vrouwen een gelijke
seksuele moraal moest gelden leidden
ertoe dat een relatie tussen een Neder
lander en een inlandse vrouw steeds
minder geaccepteerd werd, hetgeen de
komst van Europese vrouwen naar Indië
bevorderde.
Door al deze veranderingen was de op
richting van de KS mogelijk. De voor
bereiding van vrouwen op het moe
derschap door de KS sloot aan bij de
ideeën over het professionele moe
derschap en het idee dat de taak van
een gehuwde vrouw bovenal in het
gezin ligt.
De KS vond dat aan haar oprichting
ethische motieven ten grondslag la
gen: de Nederlandse vrouw kon een
beschavende invloed hebben op de
inlandse bevolking, mits ze goed
voorbereid was.
Erica Veenhof is echter van mening
dat de meeste nadruk werd gelegd
op de beschavende invloed die de
Nederlandse vrouwen op de Neder
landse mannen en de Nederlandse
gemeenschap in Indië: de vrouw als
moeder voor haar eigen gezin en in
de tweede plaats als "moeder" voor
haar omgeving.
In de doctoraal-scriptie geschiedenis
"Nederlandse moeders in Indië" van
Erica Veenhof staat de vraag centraal
waarom Nederlandse vrouwen naar
Indië gingen en wat hun komst naar
Indië beïnvloed heeft vanaf ongeveer
1900 tot het uitbreken van de Tweede
Wereldoorlog.
Een antwoord tracht zij te vinden "via"
de Koloniale School voor Meisjes en
Vrouwen (KS) die op 24 september
1921 te Den Haag werd opgericht en in
oktober 1949 werd geliquideerd.
Vanaf 1900 nam het aantal vrouwen dat
hun (aanstaand) echtgenoot naar Indië
volgde toe door verschillende ontwikke
lingen die met elkaar samenhingen.
De praktische mogelijkheden om naar
Indië te gaan werden groter (het cul
tuurstelsel werd afgeschaft en Indië
werd voor particuliere ondernemers
opengesteld; het leger en het aantal
ambtenaren werd uitgebreid) en com
fortabeler (de opening van het Suez-
kanaal in 1869 en de invoering van de
stoomvaart die de reis met vijftig dagen
bekortte). Daarnaast stimuleerden ver
anderende ideeën over koloniale ver
houdingen en over de rol van de vrouw
de komst van Nederlandse vrouwen
naar Indië.
Foto: uit "Indië", geïllustreerd weekblad voor Nederland en koloniën, jrg. 5: oprichting
van de KS op 24 september 1921
34