Groep I: 24 uurs dienst paraat;
Groep 2: 24 uurs dienst op het terrein
of in de woning;
Groep 3: Idem als groep 2;
Groep 4; verkenningsdienst met voertui
gen in de stad;
Groep 5: reserve om vacatures of zieken
te vervangen;
Groep 6: vrij van dienst.
Opgemerkt dient te worden dat al het
personeel, uitgezonderd de drie met hun
naam genoemde functionarissen, met
hun gezin op het terrein van de
brandweerkazerne woonde, een situatie
die gelijk was aan die van de kazernes
van het (toenmalige KNIL) leger.
I Maart 1920 oordeelde de heer de
Wijs dat zijn taak volbracht was, onder
dankzegging van het gemeentebestuur
werd hij van zijn taak ontheven en voor
zijn belangeloos werk kreeg hij een "au
tomobiel" van de gemeenteraad, een
kostelijk cadeau. Tot zijn opvolger werd
benoemd de oud-majoor der infanterie
J.G. de Groot.
De grootste handicap van de brandweer
was het bluswater. Reeds in 1834 werd
de eerste van de 24 tal artesische 4) put
ten tot een diepte van 100 tot 350 me
ter geboord. Het aantal putten werd
gaandeweg op 50 stuks gebracht. Door
de grote wateronttrekking moest men
14 pompstations bouwen die dag en
nacht in werking bleven.
Voor de brandweer waren deze putten
niet te gebruiken en bleef men aangewe
zen op de bestaande waterwegen die in
de oostmoesson meer modder dan wa
ter bevatten en meestal zo ver verwij
derd waren van de plaats van de brand,
dat heel wat kostbare tijd verloren ging
met het uitleggen van slangen.
Het was burgemeester Meyroos die al
spoedig na zijn benoeming een eind
maakte aan dit euvel door het doen gra
ven van brandputten op plaatsen waar
moeilijk bluswater te verkrijgen was. De
brandputten, 28 stuks totaal, werden ge
vuld met het water van de water
reservoirs door middel van pijpleidingen,
een pracht van een vinding. In november
1922 kreeg Batavia eindelijk zijn
bronwaterleiding en werden alle wonin
gen en kampongs voorzien van tap
punten op de waterleiding. Het water
was afkomstig van de Tjiomasbronnen te
Buitenzorg, de druk van de waterleiding
bedroeg 3 bar.
Ten behoeve van de brandweer werden
op de waterleiding 661 onder- en 106
bovengrondse brandkranen aangesloten
met een onderlinge afstand van 100 me
ter.
In 1926 bestond het brandweermate-
rieel van het korps uit:
2 autospuiten merk Arbenz, cap. 1200 li
ter water/minuut
I autospuit merk Mack, cap. 2000 liter
water/minuut;
I manschappenauto merk Carford;
I manschappenauto merk Kissel;
I vrachtwagen merk Nash Quad;
1 brandladder te trekken door de
vrachtwagen;
2 personenwagens merk Ford;
1 motorrijwiel merk Cleveland; alsmede
2 rijwielen merk Elswick.
Na het commando van de heer J.G. de
Greef werd de heer E. Broekhuizen tot
commandant en de heer J.H. Antonisse
tot ondercommandant benoemd. Toen
commandant Broekhuizen afscheid nam
van het korps, werd de heer J. Bakker
benoemd tot commandant.
Ook Soerabaja had een beroeps
brandweer, maar daar ging de volgende
historie aan vooraf.
Vanaf de tijd dat Mr.Herman Willem
Daendels 1808-1811) voor Koning
Lodewijk Napoleon met strenge hand
over Insulinde regeerde, had Soerabaja
een mengeling tussen een plicht- en een
vrijwillige brandweer. Toen in 1906
Soerabaja een zelfstandige gemeente
werd, bleef de situatie ongewijzigd. In
het jaar 1918 bestond de brandweer uit
1400 man inheems personeel en 150 Eu
ropeanen.
Er bestond toen nog een schutterij en
volgens de bepalingen was iemand, inge
deeld bij de brandweer, vrij van zijn ge
wone schuttersplichten. Begrijpelijk dat
men liever brandweerman was dan
schutter. Na de invoering van de militie
plicht zakte de animo om brandweer
dienst te doen, slechts enkele
enthousiastelingen bleven opkomen bij
brand. Dat het een en ander niet bevor
derlijk was voor het brandweerwezen in
Soerabaja laat zich begrijpen.
Het blusmaterieel bestond uit drie
stoombrandspuiten, aangekocht in de ja
ren 1877, 1878 en 1888. In de loop van
de jaren werden de twee oudste stoom
spuiten verkocht voor de sloop. Boven
dien had men de beschikking over 22
handbrandspuiten en werd reeds in 1918
een Ahrens Fox autospuit
uit Amerika in gebruik gesteld. Voor de
kenner van de historische brandweer
voertuigen moet verteld worden dat
deze eerste Soerabajase autospuit het
fabrieksnummer 684 van Ahrens Fox
droeg. Het was een K-model met 4
cylinders, een kettingaandrijving en geen
remmen op de voorwielen. Het gewicht
was 7000 kg., het verbruik 14 liter ben
zine per uur (bij pompen) en de prijs be
droeg toen I 1.000.-.
De bepakking bestond uit: 2 zuigslangen,
275 meter persslang, straalpijpen, schijn
werper, 2 blusapparaten, 2 grote bijlen,
I plafondhaak, I deurforceerder, I koe
voet en 2 ladders elk 3,5 meter (uit
geschoven 6 meter).
Enkele dagen na de indienststelling werd
deze autospuit reeds ingezet bij een
grote pakhuisbrand (onder andere
suikeropslag) op een uur rijden van de
stad. De autospuit heeft daar ruim 18
uur staan pompen tot volle tevredenheid
van de brandweerstaf.
In 1921 werd een grotere Ahrens Fox in
Amerika besteld, een met 5 cylinders.
Helaas, bij het inladen van dit gevaarte
gleed het uit de takels en viel door de
bodem van het schip en verdween met
schip en al in de diepte. Tenslotte werd
in 1925 de tweede Ahrens Fox zonder
ongelukken door Amerika geleverd. Het
fabrieksnummer van deze autospuit was
no. I 164.
Ook deze autospuit had een ketting
aandrijving en geen remmen op de voor
wielen. Soerabaja was met deze aanko
pen zeer vooruitstrevend, want Rotter
dam kocht pas in 1927 zijn beroemd ge
worden zeven Ahrens Fox autospuiten,
waarvan er thans één prijkt in volle glo
rie in het Nationaal Brandweer Museum
te Hellevoetsluis. In 1920 besloot het
gemeentebestuur dat de brandweer
drastisch gereorganiseerd moest wor
den. Het korps werd onder leiding van
een beroepscommandant P.J. de Vries en
een ondercommandant gesteld, bijge
staan door twee brandmeesters en vier
adjunct-brandmeesters in "part-time",
dat wil zeggen, de zeven laatsten kregen
een maandelijkse toelage voor hun dien
sten bij opkomst bij branden. Het lagere
beroepspersoneel telde 72 inheemse
manschappen. In afwachting van een
nieuw te bouwen kazerne werd het
brandweermaterieel, bestaande uit twee
autospuiten en een mechanische ladder
wagen gestald in noodgarages van hout
met wanden van gedèk (gevlochten
bamboematten) en afgedekt met dakpan
nen.
Deze drie noodgarages stonden op
Pasar Besar, naast het voormalige ge
bouw van het "Soerabaiasch Handels
blad". Het vraagstuk van een goede
brandbestrijding was met deze maatre
gelen nog niet geheel opgelost. Niet alle
branden konden met rivier- of putwater
geblust worden, ten eerste omdat de af
stand van de rivier de Kali Mas, naar de
plaats van de brand vaak veel te groot
was en ten tweede omdat in de droge
moessontijd te weinig water voorhanden
was. Weliswaar was de bronwaterleiding
op 8 oktober 1908 in werking gesteld en
waren er 1800 ondergrondse brand
kranen op deze leiding aangesloten, bij
een brand van enige omvang was door
een geringe waterdruk de water
en
39