ANTWOORDREDE VAN PRESIDENT SOEHARTO
Excellentie,
Bij deze gelegenheid wilde ik gaarne allereerst dankzeggen voor de hartelijke groeten van Hare Majesteit Konin
gin Beatrix aan mij. Op mijn beurt wilde ik gaarne, door middel van Uwe Excellentie, ook mijn hoogachting
overbengen aan Hare Majesteit, en haar een goede gezondheid toewensen.
Op 13 februari jl. vond in het Merdeka Paleis te Jakarta
de aanbieding plaats van de geloofsbrieven door de
nieuwe Nederlandse ambassadeur Z.E. J.H.R.D. van
Roijen aan President Soeharto van Indonesië. Het "aan
bieden van de geloofsbrieven" is een deftige uitdrukking
voor het zich melden van een nieuwe ambassadeur bij het
staatshoofd. Op die 13e februari werd door de heer Van
Roijen een toespraak gehouden, waarop werd geant
woord door President Soeharto. Die antwoordrede is
hieronder opgenomen.
Wie deze rede leest, kan niet anders concluderen dan dat
het koloniale verleden bepaald nog niet vergeten is en
meer nog: dat het verleden Indonesië nog heel erg hoog
zit. "Natuurlijk, da's logisch, hoe kan het anders" hoor ik
al zeggen en ook hoor ik "dat is gewoon politiek, steken
boven water, Nederlandse kritiek op de mensenrechten,
enz." Kan wel wezen, denk ik dan, maar het verleden is
niet alleen maar koloniaal geweest, het verleden is niet
iets dat enkel het Merdeka Paleis en Het Binnenhof aan
gaat, het verleden gaat toch zeker ook over ons. Ons le
ven en werken en dat van onze (groot)ouders. Is Paatje
Vodegel een overheerser geweest? Vertrapte Oma Mien
de mensenrechten? "Zo moet je natuurlijk niet denken"
hoor ik alweer. Maar waarom niet? Moeten we altijd doen
alsof onze neus bloedt wanneer het om de beoordeling
van het verleden gaat? Gaat het dan niet óók over ons?
Zeker, we vermoeden waarom President Soeharto een
en ander zo gezegd heeft. Maar begrip daarvoor weer
houdt ons er niet van om de hoop uit te spreken dat ook
in Indonesië wat genuanceerder over het koloniale verle
den gedacht gaat worden. Al zijn Indische mensen geen
faktor wanneer het gaat om de huidige betrekkingen tus
sen Nederland en Indonesië, onze eigenwaarde eist wel
dat wij (ook) opkomen tegen een politiek misbruiken van
ook onze geschiedenis.
R.B.
Excellentie,
Op het ogenblik gaat de mensheid een
nieuw tijdperk in zoals zij nog nooit te
voren heeft meegemaakt. Ik bedoel hier
mee het netwerk van steeds nauwere
betrekkingen en gemeenschappelijke be
langen van alle volken. De volken heb
ben elkaar onderling nodig. De snelle
vooruitgang van de wetenschap en tech
nologie heeft een buitengewone ontwik
keling mogelijk gemaakt op het gebied
van telecommunicatie, transport en in
formatie, die steeds sneller en betrouw
baarder zijn geworden. De wereld is
merkbaar één geworden.
Onder deze omstandigheden dient de
toekomst van de wereld ook steeds
meer de verantwoordelijkheid van alle
volken en landen te worden. Er is geen
enkel land of landengroep, hoe sterk
ook, die alleen de wereld zou kunnen
regelen. Een wereld die slechts door één
land of één landengroep geregeld zou
worden, zou gevoelens van onrechtvaar
digheid veroorzaken, die een nieuwe
kiem van onrust in de wereld zouden
vormen.
In een dergelijke wereld die steeds meer
één wordt, is de betekenis van weder
zijds begrip en wederzijds respect tussen
de landen van des te meer belang. Van
zeer groot belang is ook het wederzijds
respecteren van de principiële normen
die door de diverse landen worden aan
gehangen. Het spreekt vanzelf dat er uni
versele fundamentele rechten zijn, zoals
de mensenrechten, de rechten betrek
king hebbende op democratie en op vrij
heid. Al deze rechten kunnen echter al
leen maar goed gedijen wanneer zij ge
baseerd zijn op de principes die door
een volk in ere worden gehouden. Men
senrechten, democratie en vrijheid die
stoelen op van buiten ingevoerde nor
men zullen nooit kunnen gedijen in een
land. Geen enkel volk is verplicht om
normen toe te passen die het (eerder
genoemde volk) niet begrijpt en die niet
in overeenstemming zijn met de basis
normen die door dit volk worden hoog
gehouden. Indien dit gedwongen opge
legd wordt, dan is dat hetzelfde als een
ontkenning van de mensenrechten zelf
en van de fundamentele rechten van een
soeverein land.
Wij als natie die geboren is uit de Onaf
hankelijkheidsoorlog voor het verjagen
van de overheerser die deze natie zijn
mensenrechten eeuwenlang heeft ontno
men, dragen de betekenis van onafhan
kelijkheid en eigenwaarde hoog. De op
bouw die wij thans heel actief onderne
men, beschouwen wij als een onderdeel
van onze strijd voor vooruitgang en een
gelijke verdeling van de welvaart, op
welk gebied een grote achterstand be
staat als erfenis van de overheersing in
het verleden.
Wij zijn vastbesloten om de opbouw op
eigen kracht te ondernemen, in de rich
ting en op de wijze die naar ons inzicht
de juiste is. Wij zijn ons echter ook be
wust van de belangrijke betekenis van de
samenwerking en de hulp van andere
landen om de opbouw te versnellen,
zonder onze principes als souverein land
te moeten offeren.
Als natie die op alle gebieden bezig is
aan de opbouw, weten wij welke uitda
gingen ons te wachten staan en kennen
wij zelf het best onze eigen beperkingen
en tekortkomingen.
Ik stel vertrouwen in Uw grote kennis
over Indonesië, omdat U reeds eerder in
dit land geplaatst was. En ik vertrouw
dat dit zal bijdragen tot een gezonde
ontwikkeling van het wederzijds begrip
en de samenwerking tussen onze beide
volken en landen.
Ik persoonlijk en de Indonesische over
heid zullen U al onze hulp geven bij het
uitvoeren van Uw taak in dit land. Ik
wens U geluk met Uw benoeming tot
Buitengewoon en Gevolmachtigd Am
bassadeur van het Koninkrijk der
Nederlanden in de Republiek Indonesia.
Dank U.
5