Alleen vergaten ze mij toen mee te ne men in de verwarring van het ogenblik. Of ik was onvindbaar. Een dag later kwa men twee Indische politiemannen mij ophalen. Vond dat eerst heel spannend, maar gedurende de rit door Solo, bij het zien van alle ellende, overviel mij een ge voel van schaamte. Daarna zijn we naar Soerabaja gegaan, kregen onderdak bij de vrouw van een jongere broer van Ma. Mijn oom, een marine-milicien zat net als Pa al in krijgsgevangenschap". Na enkele maanden wordt de hele fami lie opgepakt. De vrouwen met kleine kinderen naar een vrouwenkamp en zelf gaat hij naar de PID-gevangenis, dan naar de grote Boeboetan gevangenis en ver volgens naar kampen in Bandoeng en Tjimahi. "Ik was jong en vrijgezel. Heb het niet al te zwaar gehad. Over het algemeen had je meer veerkracht en uithoudingsver mogen dan de ouderen, die zich toch ook nog zorgen maakten over hun gezin. Wel was ook ik krengmager geworden en slap. Nadelige gevolgen of een syn droom heb ik er niet aan overgehouden, al laat het je op een of andere manier nooit helemaal los. Een aantal dingen heb ik geleerd in die tijd, over de betrekkelijkheid van rangen en standen. Hoog is niet altijd edel en laag niet altijd min, maar andersom ook niet. Mensen tonen hun ware gelaat als men hen het mes op de keel zet. Dat is niet altijd ver heffend. Toen ik na de 'bevrijding' het kamp van Bandoeng uit kon had ik maar een gedachte, ik moet een wapen. Sloot brugresten). Hij lachte erom dat een van hen iets zei dat op 'lang touw' leek. Koppelde vervolgens twee patroonbanden aan elkaar en wachtte totdat het hele onderdeel aan de overzijde van de kali uit een bosrand kwam en op een stuk open terrein aanstalten maakte om de kali over te steken. Hij verschoot toen beide ban den, smeet de afsluiter van zijn stuk weg en ging er met zijn helper van door. Ze kwamen bij een groep te rugtrekkende militairen terecht. In totaal acht man, waarvan één vaan drig. Die heeft toen door het afschie ten van een lichtkogel hun positie verraden. Natuurlijk werden ze met een beschoten en geraakt Iemand, hij wist zelf niet meer wie, heeft hem toen in bewusteloze toestand naar het ziekenhuis gebracht. Vertelde ook over een bende kleine kerels die hij over het gazon zag lopen. Ik kon ze niet zien, hij wel. Was met de helm geboren. Zijn naam was Van Hinsbeek (Van Hinsbeeck?) en kwam uit de buurt van Solo. Een mij be kende naam omdat juffrouw Doortje van Hinsbeek in Solo op de St. Sta- nislausschool de derde klas had en verloofd was met vaandrig Crama, die ik weer van gezicht kende. Toen gebeurde er iets vreemds en voor mij is het geval nog steeds duister. Die gewonde Van Hinsbeek was na onze tweede ontmoeting spoorloos ver dwenen. Ik informeerde en een Javaanse verpleger vertelde mij dat hij was overleden aan een bloedvergifti ging. Volgens hem had men twee ko gels van een pistool-mitrailleur in een van zijn knieholten over het hoofd gezien. Vreemd, ook al omdat het KNIL over dat wapen beschikte en de Jap niet. Een tweede verpleger, die ik daarover aansprak, haalde alleen zijn schouders op. De man was ge woon weg. De Jap zat toen ook al in het ziekenhuis. Dit geval heeft mij nooit meer losgelaten. Heb al eens een op roep in de Moesson gedaan om met fa milie van deze Van Hinsbeek in kontakt te komen, maar dat draaide op niets uit. Daarom vertel ik het nog een keer. Het zou voor mij een opluchting zijn als ik zijn familie iets over hem zou kunnen vertellen. Ben tenslotte de laatste ge weest die met hem gesproken heeft, voor zover ik weet". Jack is even stil en vervolgt dan het ver haal over zijn korte emotionele verblijf in Ziekenzorg. "Na twee dagen, het gezag van de politie was toen hersteld en de rust enigszins teruggekeerd, werd mijn familie opge haald en ondergebracht bij kennissen. 9

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 9