a moeder Birdie bij de nonnenschool van Zr. Ursulinen een bezoek bracht om de vorderingen of niet-vorderin- gen van haar dochter te bespreken. Els zorgde er dan altijd voor ver uit de buurt te zijn. Zij vond dat haar moeder er niet uitzag als een echte moeder. Echte moeders moesten in haar ogen grijs haar en gepoetste wangen hebben, en vooral dik zijn. Het oprichten van een filiaal in Batavia bleef niet uit. Er werd geko zen voor Hotels des Galeries in het centrum van Batavia, waar een be drijfsleider werd aangesteld. Wim was toen al gepensioneerd en had een eigen administratiekantoor. Hij reisde regelmatig heen en weer tus sen Batavia en Bandoeng met Birdie en tussendoor maakte zij ook reizen naar de buitengewesten. Dat waren meestal zeer afgelegen plaatsen en vaak alleen bereikbaar langs moeilijk begaan bare wegen. De vrouwen die daar woonden bracht zij een snufje luxe uit de grote stad, op het gebied van haar- en huidverzorging en ook de laatste modegrillen. Op deze reizen werd zij al tijd vergezeld door de onafscheidelijke Moeloed en droeg altijd een tasje bij zich waarin een kleine met parelmoer besla gen dames-revolver zat. Het verhaal gaat dat zij bij een bezoek aan Benkoelen (West-Sumatra) een ontmoeting had met een troep olifanten. Ze maakte dus van alles mee. Later werd in Palembang een zaak geo pend waar Els de leiding kreeg en verge zeld werd door haar beste vriendin Lies Knuivers voor de adminsitratie. Tijdens de oorlog kon Birdie uit het kamp blijven door haar huwelijk met een Indischman. Zij moest wel een witte band met een rode bol om de arm dra gen. De zaak kon zo goed en zo kwaad als het ging, blijven doordraaien. Daar door kon Wim, waar nodig, buitenkamp ers steunen. Birdie is uiteindelijk toch door de Kempetai van de straat geplukt en per vrachtauto naar de gevangenis van Bandoeng gebracht; een hele slechte tijd heeft zij daar gehad. Grootouders Hezemans hebben in het gezinskamp van Tjihapit gezeten. Els zat zelf in het vrouwenkamp van Tjihapit en kon via via kontakt met hen onderhou den. Toen Tjihapit te groot werd voor de Jap om onder controle te houden werden velen op transport gezet. On danks dat Els te kennen had gegeven voor haar grootouders te willen zorgen (dat was door de Jap gevraagd) werd zij als één van de eerste op transport gezet (pesterij?). Opa en Oma Hezemans heb ben de kamptijd niet overleefd. Bragaweg nummer I I anno 1990. Nu een kunstnijverheidszaak. Toen Bandoeng tijdens de Bersiap ver deeld werd door de demarcatielijn viel de 'zaak' (zo noemen wij in de familie l'lnstitut nog steeds) precies in het vijan dig gedeelte. Huis en haard moesten achtergelaten worden, niets mocht mee, ook niet de persoonlijke bezittingen. In 1947 woonden zij in een huis naast het Zuster Ursulinenklooster en aan het eind van hetzelfde jaar vertrokken zij naar Holland. Werden daar opgevangen door het zusje van Birdie, Paula. Zij was in haar jeugd al naar Holland gestuurd voor een opleiding, een periode waaraan ze geen goede herinneringen heeft over gehouden. Paula was inmiddels getrouwd met Co Gorter, een Hollander en woonde in IJmuiden. De familie trok bij hen in en Co bleek een hele aardige man. Eens heeft hij gezegd; 'het is dat mijn naambordje hier hangt anders zou niemand weten dat ik hier ook woon'. Wim kocht een huis in Driehuis (vlakbij het crematorium Westerveld) en dat werd voor velen die uit Indië kwamen en onderdak nodig hadden, een tijdelijk huis. Wim zelf had het moeilijk in Hol land en ging terug om te zien of er geen mogelijkheden waren om zich daar weer te vestigen. Hij had geen kontakt meer gehad met Moeloed sinds zijn vertrek. Maar twee dagen na zijn aankomst in Bandoeng, hij zat in een hotelletje, stond plotseling Moeloed voor zijn neus. De kabar angin is snel. Moeloed zei hem dat het nog niet geberrest was, nog niet, nog niet. Gedesillusioneerd is Wim terugge keerd naar Holland, werd ziek en over leed in 195 I. Birdie werd onrustig van het niks doen en besloot l'lnstitut de Beauté weer te openen maar dan in Den Haag. Ten slotte was dat de Indische stad. I Augus tus 1951 vond de opening plaats in het pand aan de Schenkweg nummer 20 in het Bezuidenhout. Vele, zo niet alle, oude klanten uit Indië keerden terug. In het receptieboek vind je veel bekende namen. Zo ook een gedicht van Cor(nelia) Eikelenboom-Fran^ois, waar van hier een aantal coupletten: Op de Braga nummer elf Werd je mooi zo maar vanzelf Een krulletje hier een krulletje daar In een minuutje ja - al klaar. De oorlog kwam en ging weer heen En toen zij gaan als vee in schuit Naar di Gollaan zonder een duit Zij koempoel allen in een huis Maar ach, zij voelen zich niet pluis Maar nou verdriet-nja is voorbij Na vloed daar kom toch ebgetij Op eens maar in die grote stad Zij zoeken en zij vinden wat. En nu maar weer van voor af aan Persies als vroeger doooooor maar staan In deze nieuwe negeri Madeion zij wenst veel redjeki Birdie zag al haar kleinkinderen nog op groeien, maar overleed al in I960 op 63- jarige leeftijd. De zaak werd toen ver kocht. De Schenkweg waar vroeger de Blauwe Tram langs raasde voordat hij de bocht omging richting Malieveld is ook niet meer. Nu staan daar Babyion en het Mi nisterie van Buitenlandse Zaken. LIESBETH STEUR

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 11