Na vier en een halfjaar Samarinda, Oost Borneo, werd ik als jonge employé van een van de grote handelshuizen eind 1938 overge plaatst tiaar Pangkal Pinang, Banka. En wat een verschil bleek dat te zijn! Na de destijds tamelijk primitieve toe standen in Borneo was Banka voor mij een openbaring. Een goed wegennet, nette, stenen huizen, een mooie sociëteit in Pangkal Pinang en de verschillende an dere plaatsen op het eiland, zwembad, met tjemara 's (casuarina's) omzoomde stranden, enz., enz. En dit was allemaal hoofdzakelijk te dan ken aan TIN en PEPER, de twee hoofd- produkten van het eiland. Banka is zeer rijk aan tin, alluviaal tin. Er waren dus geen diepmijnen zoals op het naburige Billiton, maar open mijnen. Een bekend eindprodukt was de ingot "schuitjes", blokken tin van een bepaalde vorm. De maatschappij die de tin exploiteerde, was de B.T.W. (Banka Tin Winning) met vele honderden employé's en kantoren in Muntok Pangkal Pinang, Soengei Liat, Blinjoe en Toboali. U kunt begrijpen: het was Banka Tin wat de klok sloeg. Voor transport waren er honderden auto's in gebruik, zes- en vier-cylinder Fiats en éénmaal ieder jaar werden afgedankte exemplaren gelelangd in Muntok. De ko pers waren meest Chinese fietsen makers die de oude beestjes voor een krats opkochten voor de onderdelen. Voor tien of twintig gulden kon je de trotse eigenaar worden van zo'n oud ge val en met wat handigheid kon je van twee, één maken. De baas van het grote wagenpark in Muntok, Van Erlingen, was een goede vriend van mij en ik had hem eens gevraagd om me te waarschuwen wanneer er eens een uitzonderlijk goede "wagen" zou worden aangeboden. "Tjie, ik zal je bellen, als is", ledereen was "Tjie" bij Van Erlingen. Ik beloofde hem een kistje lekkere sigaren als beloning. Op een dag belde hij inderdaad: "Tjie, morgen weer lelang, ik kan een mooie zes-cylinder 520 U voor je krijgen". "Running condition?" vroeg ik. "Rrrunning! "Hoeveel, denk je?" "Adoe, duur deze, misschien wel hon derd pop". Nu was honderd gulden voor ons een hoop geld in die tijd, maar ik bedacht me niet lang. "Vooruit, beuk maar'Vs Mid dags belde Van Erlingen weer om me te vertellen dat de koop geslaagd was. Dus op naar Muntok om mijn sigaren af te le veren en onze 10 jaar oude Fiat 520 U in ontvangst te nemen. "Onze" want Ab, mijn collega en messgenoot werd mede eigenaar. Als proefrit gingen we de "berg" op. Vlak buiten Muntok is een hoge heuvel met een B.T.W.-hotel waar men met korte vakanties heen kon of op weekends om een koude neus te halen. Een smalle weg kronkelde naar boven en je moest beneden eerst naar boven op bellen om te waarschuwen en voorko men dat iemand anders je tegemoet zou willen rijden. De weg was te smal voor twee auto's om elkaar te passeren. Alles ging goed, alleen op de terugweg, om laag, bleek er iets fout te zijn met de remmen en we konden niet in een lage versnelling komen en gierden door de bochten langs ravijnen en afgronden heen, alles liep echter goed af. Van Erlingen had niet overdreven, de kar was in running condition, alleen stoppen ging niet zo best. Maar daarom niet getreurd, dit waren maar kinderziekten zoals je kon verwachten, en onze Fiat heeft ons drie jaar lang trouw gediend, tot aan de oorlog toe. De B.T.W. wierf ieder jaar vele duizen den Chinese koelies uit het zuiden van China aan, die dan voor drie jaar werken in de open mijnen werden aangenomen. De meesten van hen hadden het in Banka beter dan thuis en tekenden na verloop van drie jaar bij en zo ontston den uiteindelijk hele Chinese kampongs met Chinese namen, zelfs met hun eigen Chinese "burgemeester". De meeste koelies leerden zelfs geen Maleis. Op ie dere mijn werd een kepala, hoofd, aan gesteld, die als schakel fungeerde tussen het werkvolk en de Hollandse opzich ters van de B.T.W. Deze kepala's had den uiteraard een psychologisch en vaak ook een physiek overwicht op de koelies en stonden in hoog aanzien bij de leiding van de B.T.W. In de goede jaren kwam dit dan ook tot uitdrukking in enorme tantièmes, afhankelijk van de produktie en de prijs van tin op de wereldmarkt. Tantièmes waar je in de handel niet aan kon tippen. Een van deze mijnbazen was "Oom Jan", een groot vriend van mijn firma. Hij was enige jaren voor mijn komst inderdaad een gefortuneerd man en naast zijn inkomsten van de mijn maakte hij ook geld met zijn peper tuinen. Toen ik echter in Pangkal Pinang arriveerde, waren de prijzen zowel van tin als van peper zwaar gekelderd en hadden we hierdoor veel dubieuze debiteuren. Oom Jan's rekening zag er ook treurig uit en ik hoorde dat hij in de goede tijd ieder jaar een Ford (een van onze agentschappen) bij ons kocht. Soms meer dan één. Op afbetaling natuurlijk. Hij stond voor vele duizenden guldens in het krijt en betaalde af en toe met 2,50 af. Op mijn geregelde reizen door Banka naar onze diverse bijkantoren, liep ik meestal bij Oom Jan aan als ik toch in de buurt was en werd er dan steeds met de bekende Chinese gastvrijheid ontvangen. Hij had een enorm huis voor zijn uitge breide directe en aanverwante familie. Zijn "salon" zag er uit als een provisie- en drankenwinkel met planken langs alle wanden waarop een uitstalling van aller lei blikjes conserven, enz. en, niet te ver geten een goed assortiment dranken. Het eerste wat hij steeds vroeg in zijn gebrekkige Maleis was wat of ik wilde drinken en verontschuldigde zich dan dat hij in deze zaman malèsèt (malaise tijd) slechts vier soorten "Wisseki" had. Maar, hoe dan ook, van dik hout zaagt men planken en zo moet ik eens in een zwak moment Oom Jan gezegd hebben om die sporadische 2,50 voortaan maar te vergeten. Dat vond Oom Jan een goed idee. Ja, de Toeans van mijn toko waren steeds erg goed voor hem geweest, maar de allerbeste Manager die hij ooit gekend had, was een Toean Pan- wik geweest en niet alleen dat, ook de allerpienterste. Na enig nadenken be greep ik dat Oom Jan het over de heer Van Wijk had, die vele jaren voorheen Manager Banka was geweest. Oom Jan liet me met trots een ingelijste foto aan de muur zien van Toean Panwik en hem zelf, ieder met een voet op de treeplank van een nieuwe, oud model Ford. Het bleek dat Toean Panwik zo nu en dan 20

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 20