De historie van
het Brandweerwezen
in Insulinde
e. A
NIEUWSBLAD BERICHTEN
(Slot)
door Ing. A.C. Broeshart
Twee berichten uit nieuwsbladen één
voor de oorlog* en een recent bericht
wil ik de lezer niet onthouden.
Brand in de kampong.
(Panorama no. 44, 3 I oktober
1940)
Tussen rijstvelden, soms aan een rivier,
aan de voet van een steile berghelling of
een zacht glooiende heuvel ligt de kam
pong, het "omheinde erf', oorspronke
lijk een buurt van een dorp, waar de aan
elkaar verwante families van een geslacht
bij elkaar woonden, nu dikwijls gewoon
een inlandse nederzetting, hetzij een
zelfstandige plaats, hetzij een wijk van
een stad, waar de inlanders wonen.
Nauw zijn de straatjes, soms geplaveid
met bolle keistenen, die de verschillende
erven van elkaar scheiden; eenvoudig de
houten, met riet bedekte huizen, de
dunne, van gevlochten plantenvezels ver
vaardigde muren; doch het gaat hier le
vendig en gemoedelijk toe. Tussen de
waardig voortstappende inlandse ouders
spelen de kinderen, sluipen de katten,
rennen de honden, beweegt zich soms
ook schichtig een dier uit het nabije oer
woud; want de Indische kampong is geen
dorp zoals bij ons, het is een plaats, waar
de mensen nog de aanwezigheid van het
bos of het vrije veld voelen, een stuk na
tuur, toevallig door mensen bewoond.
Vredig is het hier, vooral als de zon op
zijn hoogst staat, doodstil bijna... Doch
plotseling weerklinkt de alarmkreet:
Brand! Uit alle huizen komen de anders
zo kalme inboorlingen in paniekstem
ming de straat opgerend, hun kostbaar
ste bezittingen met zich meeslepend,
want zij weten dat brand in deze uitslui
tend van licht materiaal vervaardigde
bouwsels de ondergang van het dorp be
tekent. De vurige tongen schieten door
het droge hout, de dorre vezels, het
bruine riet en binnen enkele ogenblikken
heeft een klein brandje zich uitgebreid
tot een laaiende gloed van vlammen, een
vuurzee, die in een ommezien de bezit
tingen der inlanders verteert. Er is wei
nig aan te doen; de brandweerman doet
plichtmatig zijn best te behouden, wat te
behouden valt; huisraad en vee worden
snel weggehaald, maar dat is dan ook al
les wat overblijft buiten de smeulende
puinhoop van verkoolde balken, zwart
geblakerde bomen en onherkenbare
huizengeraamten. Brand in de kampong!
Een in Indië alom gevreesde kreet, om
dat men weet, dat brand een catastrofe
betekent, een catastrofe, waartegenover
de mensen machteloos staan.
IV De kampong brandt!
(door Dirk Vlasbom, NRC-Handels-
blad, 31 oktober 1991)
Ken je het nieuwe volkswijsje van
Jakarta? Mijn buurman imiteert het ge
luid van een brandweersirene. Een
wrang maar actueel grapje. In de eerste
twee weken van oktober brak op vijf
plaatsen in de stad brand uit. In alle ge
vallen trof het onheil dichtbevolkte
krottenbuurten in Centraal-Jakarta, waar
het vuur vrij spel had. Een paar honderd
huizen gingen in rook op en duizenden
mensen raakten aangewezen op buren
hulp en gemeentelijke gaarkeukens.
De droge tijd duurt lang dit jaar, sinds
april is er geen bui meer gevallen. De
grondwaterstand in Jakarta daalt en veel
putten vallen droog. De buren doen
steeds vaker een beroep op mijn buiten
kraan; hun waterpomp weigert regelma
tig dienst omdat het boorgat niet diep
genoeg is. Miljoenen Jakartanen zijn er
veel slechter aan toe. Zij leven in zelf
gebouwde onderkomens van triplex,
spaanplaat en bamboe, zonder stromend
water. Een olielamp valt om, er ontstaat
kortsluiting in de provisorisch aange
legde leidingen. Het kurkdroge bouwma
teriaal vat vlam en het vuur grijpt snel
om zich heen, aangewakkerd door de
oktoberwind. De brandweer kan weinig
uitrichten. Als de wagen niet vastloopt in
de verkeersopstoppingen van Jakarta,
dan lopen de spuitgasten wel klem in de
nauwe stegen, waar panische bewoners
hun smeken eerst hun huizen nat te
spuiten. En het bluswater is schaars.
In de kampong kent elk seizoen zijn on
heil; branden horen bij droogte als
banjirs (overstromingen) bij de regentijd.
Het is niet anders. Toch reageren Indo
nesiërs om me heen argwanend: "Hoe
duurder de grond, hoe brandbaarder de
huizen", vang ik op. Terwijl woordvoer
ders van brandweer en politie reppen
van "onachtzaamheid" en zelfs de wan-
trouwigste verslaggever niets kan ont
dekken, zoemt het van de geruchten: "Er
moest plaats komen voor een winkel
centrum". Een cartoonist van de krant
Suara Rembaruan vertolkt de gevoelens
van de zwijgende meerderheid. Hij te
kent de brand als demon uit een wajang-
verhaal en laat de hulpeloze spuitgast
verzuchten: "Het gaat wel erg snel. Als
daar maar geen dalang achter zit." De
dalang is de verteller en poppenspeler
van het wajang-theater, de onzichtbare
hand die aan de touwtjes trekt.
De tekening drukt een typisch Indone
sische gedachtengang uit. Als onheil zo
eenzijdig in het nadeel van de zwakken
en zo ondubbelzinnig in het voordeel is
van de sterken, dan is er sprake van een
hogere regie. In het verhaal van Jakarta's
snelle groei zijn de glansrollen nu een
maal weggelegd voor uitgekookte lieden.
Hoe vaak hebben kleine eigenaren en
krotbewoners niet het veld moeten rui
men voor luxe kantoren en werden ze
afgescheept met een grijpstuiver aan
schadevergoeding omdat hun wijk- of
districtshoofd het op een akkoordje
gooide met de projectontwikkelaar?
De krottenwijken, die onlangs in vlam-
38