OVERLEG MET CALIMERO ACCEPTGIRO'S Op 11 mei jl. vond in Den Haag het derde overleg plaats tussen een dele gatie van de regering en vertegenwoordigers van Indische organisaties. Deze derde bijeenkomst was een vervolgoverleg over punten die tijdens het tweede overleg, dat op 17 maart jl. plaatsvond, wegens tijdgebrek niet aan de orde konden komen. De agenda van de bijeenkomsten zag er als volgt uit: Vandaag of morgen valt de acceptgiro voor de betaling van het abonnementsgeld voor het tweede halfjaar 1992 in de bus. Het mo ment breekt dan weer aan waarop men zich afvraagt wat te doen: opzeggen of door laten lopen. Voor de meesten is het gelukig geen vraag: Moesson behouden natuurlijk. Maar er zijn ook lezers die zwaar twijfelen en juist die groep heeft op dat moment het lot van Moesson in handen. Net te veel opzeggingen, te weinig inkomsten, al! Moesson heeft u allen nodig. Geen abonnees, geen Moesson. Twijfel niet, behoudt Moesson, betaal uw abonnement. Het bedrag op de acceptgiro is trouwens met 0,40 verhoogd. Dat zijn de kosten die de bank ons berekent voor het gebruik van acceptgiro's. Alles wordt tegenwoordig nu eenmaal, helaas, belast. 4 1. Problematiek rondom uitkeringen Japan 2. Aanpassing W.U.V. en W.U.B.O. met 'Indische Paragraaf 3. W.I.V. 4a. Uitkering aan dienstplichtige en re serve KNIL-militairen 4b. Overhevelen KNIL-belangen van Binnenlandse Zaken naar Defensie 4c Overhevelen Gouvernements Ma rine van Binnenlandse Zaken naar Defensie 5a. Geschiedschrijving (over Neder- lands-lndië) 5b. Geschiedvervalsing (in Japan) 6. Erkenning Indische gemeenschap o.a. ten aanzien van subsidiebeleid 7. Indisch Maatschappelijk Werk 8. Medisch onderzoek Indische oorlogsgetroffenen 9. Aanpassing pensioenregeling Indische weduwen 10. Indische (oorlogs)wezen I I. Wet Eenmalige Uitkering 1980 12a. Remigratie (Indische Nederlanders naar Indonesië) 12b. Remigratie (Indische mensen van Indonesië naar Nederland) De vergaderingen verliepen in een ont spannen sfeer, over en weer werd er vriendelijk geknikt, maar thuisgekomen zullen de deelnemers van Indische zijde zich toch hebben afgevraagd of ze niet een beetje te veel vriendelijk hebben ge knikt. Zeker, van regeringszijde werd toegezegd dat alle punten bezien zullen worden en dat op departementaal ni veau verder overlegd kan worden, maar het is bekend dat zulke 'toezeggingen' zeer spoedig vermalen worden in de ambtelijke molens. Voorbeeld hiervan is het punt 5a: 'Geschiedschrijving in Ne derland over Nederlands-lndië'. Ter ver gadering duidelijk gesteld waar de pijn zit, schriftelijk een reëel plan voor een geschiedenisboek ingediend maar per kerende post was de reactie van de Mi nister van Onderwijs en Wetenschappen dat de Staat niet aan rijksgeschiedschrij- ving doet. En dat is zwak zo'n antwoord, want er is niet om rijksgeschiedschrijving gevraagd, wel om enige materiële overheidssteun bij het tot stand brengen door deskundigen van tenminste een goed boek over de geschiedenis van Indië, want zo'n boek bestaat nog steeds niet. Het ziet er dus naar uit dat er ten minste nog eenmaal met de regering moet worden vergaderd, al was het maar om te zeggen dat de Indische orga nisaties niet zijn gekomen om vriendelijk te knikken. Wat anders is NRC Handelsblad van 25 april jl. Daarin stond een recensie van de heer P.W. Klein over het boek De Staat, dr. L. de Jong en Indië. Prof.dr. P.W. Klein was bestuurslid van het Rijks instituut voor Oorlogsdocumentatie toen deel IIA werd voorbereid en gepu bliceerd, maar dat stond niet in de re censie vermeld. Dit terzijde. Enkele cita ten uit het artikel: "Dr. L. de Jong's geschiedschrijving van Nederland in de Tweede Wereldoorlog in 27 banden telt ruim 15.000 bladzijden. Daarvan is ongeveer één vijfde - meer dan 3.000 bladzijden - gewijd aan Neder lands-lndië. En nu zijn er weer 416 bladzijden bijgekomen. Is dit alles niet wat veel van het goede? Weegt Indië werkelijk zo zwaar in de oorlogs geschiedenis van het Koninkrijk der Nederlanden?" "Aan de vooravond van de oorlog be vonden zich alles bijeengenomen maar zo'n 80.000 Nederlanders in Indië en als men er de Indische Nederlanders bij telt, waren het er maximaal misschien 280.000. Zo lijkt naar objectieve normen en zuiver kwantitatieve maatsta ven gerekend de aandacht die De Jong en zijn opponenten aan Indië hebben be steed tamelijk overdreven en buiten proporties groot." Maar de meeste aandacht trok een luidruchtig gezelschap, dat zich als Co mité tot Geschiedkundig Eerherstel Ne derlands-lndië tot spreekbuis maakte van de Nederlandse gemeenschap in Indië en dat met grote volharding en diep gefrus treerde bevlogenheid aan het werk toog." "Boekholt en de zijnen lijden, kortom, aan het 'Calimero-syndroom' dat hen telkens, ook tegen beter weten in, doet herhalen dat Nederland onvoldoende aandacht heeft besteed aan zijn Indische gemeenschap van weleer. Dat is langza merhand een bewering die te zot is om los te lopen." Over het hele artikel van Klein zouden we lang en breed kunnen praten. Heeft geen zin. Wat wel zinvol is, is het besef dat Nederland geen mallemoer gaf en geeft om Indië en Indische mensen. Dit is geen gefrustreerde uitspraak maar en kel een vaststelling van een feit. Men weet niet, men begrijpt niet, men wil niet begrijpen, men kan niet begrijpen. Soit! Dat maakt dat vele Indische Neder landers zichzelf Indische Nederlander blijven noemen en niet enkel Nederlan der. En als die Indische Nederlanders op de koffie komen bij de regering moeten ze niet alleen vriendelijk knikken maar knokken voor hun rechten. Want nie mand doet dat voor hen. Zo simpel is dat. RALPH BOEKHOLT

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 4