O laten het tinnetje rondgaan. En dan, op z'n Aziatisch, 'met God's rijkste zegen, enzovoort...'. Wij rijden. Pas na de eer ste bocht voel je je veilig. Frans wilde een sigaret.'Er zit er nog maar één in!' roept hij verbaasd. 'Doet er niet toe', zeg ik, 'we hadden dood kunnen zijn, we hadden alles kwijt kunnen zijn, de auto, kleren en voor hetzelfde geld stonden wij nu in ons pendekkie. We boffen als de pest'. Heb altijd heel veel geluk ge had. Nog een keer heb ik zoiets meegemaakt, maar dat was op de terugweg van Jakarta. We waren door allerlei omstan digheden te laat vertrokken. Ik had Soemari bij me. Meestal vertrokken we rond twee, drie uur uit Jakarta, maar nu rond zonsondergang. Het regende hard. Ik had mijn raam open, een windjack aan en mijn vliegerscap opgezet om niet nat te worden. Het was net tussen licht en donker toen Soemari riep: 'garung! 'In zulke omstandigheden moet je altijd iets geks doen. Dat deed ik Friesland ook in zulke situaties, weet niet waarom. Ze stonden aan het einde van de brug en ei genlijk kon je elkaar niet passeren. Ik zette mijn zonnebril op en deed mijn deur een stukje open. Die lui zagen ie mand met een vliegerscap op en een zonnebril. Helemaal verbouwereerd. Ik zwaaien en hard doorrijden de hoek om. Daarna krijg je zo'n gek gevoel in je be nen, je kan dan bijna geen gas meer ge ven." Bogerijen verzorgt nog steeds feesten en recepties. Ook voor Soekarno, die op een dag een redevoering moet houden op de Technische Hogeschool ter gele genheid van de Dias Natalis. De bewakers waren al vanaf drie, vier uur 's ochtends in touw. Wij kwamen daar met tafels, zilver, porselein, glazen en eten en drinken natuurlijk. Alles werd keurig op de tafels uitgestald in afwach ting van het begin van de receptie. Een personeelslid uit het gevolg van Soe karno kwam ineens naar mij toegerend en zei:" Mijnheer Knuivers, ze beginnen daar die tafels te rampokken". Ik er naar toe en inderdaad, de militairen waren al aan het eten. Wat moet je dan? Ik zei: "Kan niet". De militairen werden kwaad en één begon me uit te schelden voor koloniaal en dit en dat. De militair werd wat bleek om zijn neus, dat kende ik. Witheet was de man. Hij stond te zwaaien met een geweer. Niet leuk was dat, maar zoiets moet toch in vrede worden opgelost. Dus zei ik op zo rustig mogelijke toon:"Moet je eens luisteren, Pak, als je dit eet dat is dat kurang hormat tegen Soekarno. We gaan toch niet eten voordat de grote man gaat eten. Dat kan toch niet'. De militairen werden toen gelukkig wat rustiger. Ik had wel met ze te doen, zolang in touw en niets te eten gekregen. 'Luis ter eens, dit wat hier staat is door Soekarno betaald. Straks als het afge lopen is om drie uur, dan kunnen jul lie bij mij komen en krijgen jullie te eten en te drinken, van mij'. Het lukte. Het incident werd zo gesust." De situatie wordt onhoudbaar, ook door de Nieuw-Guinea kwestie. Ton is vastbesloten in dit land waar hij is grootgebracht te blijven. Hij wil hier doodgaan. Heeft al zijn geld in het bedrijf gestopt. Moet kunnen, hij voelt zich één met de Indonesiërs. Was Ton niet getrouwd en had hij geen kinderen gehad dan was hij daar gebleven. Kon niet. De fabriek in Jakarta wordt geconfisceerd en Bogerijen wordt voor een appel en een ei verkocht. De jongens waren goed op geleid dus het bedrijf kon blijven be staan, maar zonder Ton. Ton Knuivers in zijn huis te Den Haag, poseert bij het schilderij van Bandoeng en omgeving dat hij vlak voor zijn vertrek uit Indonesië heeft la ten schilderen. mijn eisen konden inwilligen behalve dat laatste. Heb het niet gedaan. Het risico was te groot, na al die jaren van hard werken." Met niets komt hij aan in Holland, met helemaal niets. Wat nu? Hij krijgt een baan via een oom van Suze. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en Ton begint weer voor zichzelf. Met ge leend geld. Zes jaar, zonder een dag va kantie hebben Suze en Ton gebuffeld, spijkerhard gewerkt om de zaak in de Reinkestraat in Den Haag op te bouwen en de schuld af te betalen. Het is gelukt. In de beginjaren hebben ze nog regelma tig kontakt met hun oude werknemers uit Bandoeng. Ze sturen zelfs een pak Gualpara thee en koffie op. De regering daar heeft ze wijs gemaakt dat in Hol land geen koffie en thee meer te krijgen was. De brief die later volgt, spreekt voor zich: Tuan Muda (zo werd Ton al tijd genoemd), ik moet dit vertellen, ze hebben van alles geprobeerd, met Fran sen en Duitsers, maar alle zaken zijn misgegaan. Kom toch naar ons toe, als toerist. "Ik weet wel waarom dat fout is gegaan, die Duitsers en Fransen kennen de Indonenische mentaliteit niet, maar ja, ik had geen geld om zo'n reis te onderne men, maar ze zagen me wel voor vol aan. Op een avond kreeg ik in de Reinke straat, na een telefoontje, hoog bezoek van Indonesiërs. Auto met chauffeur. Be greep niet waarom ze me moesten spre ken maar ik wachtte af. De vraag was of ik de fabriek in Jakarta weer wilde gaan runnen. Hun samenwerking met andere buitenlanders was mislukt. Dit was rond 1965. Ik vond het natuurlijk goed en stelde allerlei voorwaarden, waaronder betaling in Holland. Later bleek dat ze Op zijn 52ste jaar verkoopt hij de zaak, Suze is ziek geworden en de kinderen willen de zaak niet in. 12 Jaar, tot zijn 65ste is hij dan ambtenaar bij WVC. Je moet tenslotte een baan hebben om in leven te blijven. "De zaak was trouwens in no time ver kocht. Zonder advertentie of zo, ge woon op aanbeveling van de leveran ciers. Het beste wat je kon hebben. Ik heb me toen helemaal op het zeilen ge stort, dat had ik in Holland geleerd tij dens de oorlog. Mijn boot had natuurlijk een naam, BANDOENG hebben we hem gedoopt. Suze en Ton wonen nog steeds in Den Haag, hij tennist nu weer iedere dag op de club in Scheveningen, waar hij het ge leerd heeft op zijn vijftiende. Banketbak ker van allure, een 'creatief noemen ze tegenwoordig zo iemand in de reclame wereld en topsporter: zwemmen, paard rijden, tennissen, waterpolo-en, zeilen, vliegen en vliegeren, motorracen, ralleys rijden, tafeltennissen, boxen, rolschaat sen, schaatsen, ik vergeet vast nog iets, en altijd in de prijzen. Had Ton inder daad sportleraar moeten worden? Ik weet het niet. Zijn creativiteit kon hij kwijt in het banketbakken en sporten heeft hij altijd, overlopend van energie, met overgave gedaan, zoals hij alles met overgave gedaan heeft en nog doet. Hij vertelt onderhoudend, humoristisch, met geestdrift. Na een middag praten met hem ben je buiten adem. Je lah je rot!

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 11