COMMELINA NUDI FLORA
- hemelsblauwe Commelina -
Rumput lidah lembu
Commelinaceae Commelina-achtigen.
Het geslacht Commelina is genoemd naar twee Amsterdamse plantkundi
gen, namelijk J. en C. Commelin, die geleefd hebben respectievelijk van
1620 tot 1692 en van 1667 tot 1731. Deze plant is afkomstig uit Oost- en
Zuid Oost Azië. Er bestaan ongeveer 180 soorten Commelina's die in de
tropen en subtropen voorkomen. Enkele soorten kennen wij als tuin- en
kamerplant.
26
Tak met bloem.
Commelina nudi flora
men. Men ziet dat bijvoorbeeld bij het
maartviootlje (Viola odorata). De bloem
pjes hebben driebladige lichtgroene bijna
doorschijnende kelkblaadjes, twee
blauwe bloemblaadjes en een kleine
witte, zes meeldraden en een boven-
standig drie-of vierhokkig vruchtbeginsel.
Het doosvruchtje is ongeveer zo groot
als een erwt, vrij hard en lichtgroen. Per
vruchtje zitten er twee tot vier zaden
in. De ondergrondse stengel en bijwor
tels zijn vezelig, soms gezwollen en knol
vormig.
Wortelstokken en blad zijn eetbaar. In
West Java is het smakelijke groenten.
Als veevoer is de plant bijzonder ge
schikt.
De Commelina heeft ook medische ei
genschappen. Bij verhoogde bloeddruk
drinkt men een aftreksel van de plant.
Het sap uit de plant is een middel tegen
wratten. Verse bladeren worden als
trekpleister bij wonden gebruikt. Vroe
ger werden wonden waarin een kogel of
pijlpunt was blijven zitten behandeld met
het slijm uit de stengels en daarna ver
bonden. Dit vijf dagen lang iedere dag
verversen, waarna de kogel of pijlpunt er
makkelijk uitgetrokken kon worden.
In Indonesië worden de jonge groene
stengels zachtjes tussen de vingers fijn
gewreven; dit papje wordt gebruikt bij
het uitdrijven van de nageboorte of
dode vrucht. Bij verstuikingen gebruikt
men gedroogde bladeren van de plant
die fijngestampt worden en daarna ver
mengd met alcohol. Dit mengsel wordt
Baba wangan, Jalegor en Jebosan.
In teakbossen, op theeplantages, in tui
nen, overal is de plant te vinden. Ze
heeft een voorkeur voor vochtige scha
duwrijke plaatsen. Eenmaal aanwezig is
ze moeilijk uit te roeien. In Suriname
heet ze Gado dede en dat is afgeleid van
"Gado dede misa dede" wat vertaald wil
zeggen: Zo God sterft sterf ik ook.
Bloemstengels worden in boeketten ver
werkt en gegeven aan personen die men
een lang leven toewenst.
Het sappige kruid kan ander
halve meter lange stengels krij
gen die liggend of rechtop
groeien. De rood tot licht
groene gladde ronde stengels
zijn onbehaard. De twaalf centi
meter ovale gaafrandige blade
ren zijn stengelomvattend, gras
groen en staan verspreid aan de
plant.
De opvallende azuurblauwe
bloempjes zitten aan het eind
van de stengel of staan
okselstandig. De bloempjes ko
men uit een hartvormig dubbel
gevouwen schutblad te voor
schijn. Het schutblad lijkt op 'n
schuitje. De tweeslachtige bloe
men bloeien maar een dag en in
de namiddag sluiten ze al. In ie
der schuitje zitten drie of vier
bloemknoppen die niet allemaal
open gaan; het zijn de kleinere
bloemknoppen die gesloten blij
ven. Deze gesloten bloemen zijn
zogenaamde Cleistogame bloe
men.
Cleistogaam is een wetenschap
pelijke term voor planten waar
van de bloemknoppen gesloten
blijven maar door zelfbestuiving
toch vruchten met zaden vor-
In het Zuiden van de Verenigde Staten
van Amerika, China, Japan en Australië
komen ook enkele soorten voor. In In
donesië groeit de Commelina nudi flora
naaktbloemig) in het wild. Vooral op
Java kan ze in rijstvelden een hardnekkig
onkruid vormen. Op Java noemt men
deze plant Patungan. Andere namen die
in Indonesië aan de Commelina worden
gegeven zijn: Rumput tapak barung,
Gewor, Patuk gajah, Talikorang, Talisaid,
Dagbloem van de Commelina nudi flora