Te koop gevraagd SCHILDERIJEN Deze foto is afkomstig uit een Japans propaganda boekje "Victory on the March". Het onderschrift luidt: "Familie-bezoekdag voor Nederlands-Indische gevangenen." Als de baby nog leeft, is hij/zij ook alweer 50!! (foto National Archives, Washington D.C. via de heer J. van Leer). elkaar aanlagen om te gaan slapen, zei ze tegen mij: "Jong, wil je mijn medicijn klaarmaken. Ga naar de keuken en vraag een glas water en dan moet je 20 drup pels uit deze fles erin doen". Ze was nogal gemakzuchtig. Ze stopte mij de medicijnfles die een paarse vloeistof be vatte, toe, met een pipetdop erbij. "Ja tante", zei ik gedwee en ging naar de keuken, kreeg een glas water en schroefde voorzichtig de dop los. Drukte op de pipet maar tot mijn schrik spoot een straaltje vloeistof in het glas. Ik had niet eens tot één kunnen tellen. Ik durfde het water niet weg te gooien en opnieuw te beginnen, het leek me een nogal duur medicijn. En ik durfde het ze ker niet tegen 'tante' te vertellen. Dus sloot ik de fles en bracht de Indische dame haar medicijn. "Heb je goed geteld jong, zijn het 20 druppels?" "Ja tante", loog ik met een stalen gezicht. "Ja jong, als het meer zijn dan 20, ga ik dood hoor", zei de dame. Dan gaat ze maar dood, dacht ik. De "tante" dronk haar medicijn en is niet doodgegaan, tenmin ste, toen niet. De Japanners waren nagenoeg onzicht baar. We zagen ze soms voorbij lopen in hun gelige uniformen met hun sabels op zij. Ze werkten mee waar nodig was. Geen onvertogen woord, ze waren min zaam en vriendelijk. Wij vonden het schappelijke mensen. Later, begon ik pas te beseffen. In de loop der tijd was het bezoekterrein veranderd in een kermisveld, met bamboehutjes en schermpjes om de geliefden pri vacy te geven, want iedere ontmoe ting kon de laatste zijn. Toen kwam die DAG. Mijn moeder had besloten dat mijn zusters deze keer niet mee zouden gaan, de vol gende keer maar weer, had ze ge zegd. Het gerucht dat de Jap geen bezoek dagen meer zou toestaan bleek waar te zijn. Dit zou de laatste keer zijn. Voor mijn vader was het droevig, juist nu waren zijn oudste dochters niet mee. Tegen een uur of vier moesten gevangenen en bezoekers zich verzamelen op een bepaalde plek. Daar werden zij van elkaar ge scheiden en op een afstand van tien meter van elkaar gezet. Er was een houten podium gebouwd waarop een paar Japanse officieren, een paar Indonesische ambtenaren en een tweetal Hollanders stonden. Een van de Indonesiërs hield een toespraak, waarin hij toean Nippon prees om zijn menselijk gedrag en vergeleek hem met de Hollandse overheerser. Na de tirade moesten we allemaal 'banzai' roepen. Daarna moesten we van een afstand afscheid nemen van elkaar, kushandjes en wuiven. Toen naar de uitgang, naar de brug, voort- schuifelend, omdraaiend, wuiven en tranen. Pas nadat de laatste vrouw het terrein verlaten had, mochten de mannen van hun plaats. Ze stroom den naar de brug en verspreiden zich over de kali-oevers. De vrouwen stonden aan de andere kant. Kreten als: hou je taai, laat je er niet onder krijgen, maak je maar geen zorgen over ons. Over zes maanden zijn we weer thuis. Over zes maanden. Wat een ijdel zelfbedrog! DOCHTER VAN EEN KESILIRGEVANGENE van de volgende schilders: R. Bonnet, Ernst Dezentje, W.G. Hoffker, A.J. Le Mayeur, F. Holleman, G. Adolfs, Raden Saleh, A. Sonnega enzovoort. Reacties met foto en afmeting naar P. LEIMENA, Michelangelostraat 107-11, 1077 CA Amsterdam. Tel. 020 - 679 08 80 15

Moesson Digitaal Tijdschriftenarchief

Moesson | 1992 | | pagina 15