Bontang maakte op ons een redelijk welvarende indruk
Het centrum van Samarinda
hem zolang op te houden dat ze zelf de
boot weer kunnen bereiken.
Bontang lijkt ons een redelijk welvarend
stadje. Geen bedelaar te zien en een
pompbediende met een hele dikke por-
temonnaie achteloos in zijn achterzak
beweert, dat er hier geen zakkenrollers
zijn. Niemand verwacht hier kennelijk
toeristen want de eerste vraag die ze
hier stellen is voor welke company je
werkt en dan bedoelen ze welke olie
maatschappij, waarvan er hier nogal wat
zijn.
Voor Lies en mij heeft een langer verblijf
in Bontang geen zin en we vertrekken
redelijk vroeg met een gewone bus naar
Samarinda. Natuurlijk stampvol en de
tocht gaat tweeeneenhalf uur duren. De
buschauffeur heeft zijn rijstijl aangepast
aan het flink geaccidenteerde terrein.
Bovenaan elke heuvel stort hij zich met
zijn propvolle bus als een soort
kamikaze piloot omlaag en heeft dan on-
c$>
de foto
transmigranten uit de omgeving van
Bandung. Om een tuin aan te leggen
wordt er weieens een stukje platgebrand
en soms loopt zo'n brandje wat uit de
hand. Ook de langdurige droogte wordt
als schuldige genoemd.
Op de voorbank naast de chauffeur zit
een man die het hele dak heeft vol
gestouwd met zijn barang en naast hem,
aan het raampje zit een beeldschone
jonge vrouw. Waarschijnlijk zijn de
schokbrekers ook niet meer wat ze ge
weest zijn want de auto deint nogal,
hoewel de weg redelijk goed is en hal
verwege moeten we stoppen omdat de
schoonheid voorin zich doodziek voelt.
De man maakt van het oponthoud ge
bruik door ons te vragen of we al een
hotel hebben in Bontang. We hebben in
derdaad een hotel in gedachten, maar als
we hem de naam noemen raadt hij ons
dat af. Daar deugt niets van, ligt helemaal
buiten het centrum en is niet goed. Hij
weet een veel beter hotel, Amalya. De
chauffeur valt hem bij. De heren zetten
ons flink onder druk maar we leren
het langzamerhand en houden een
slag om de arm. Uiteindelijk blijkt
Amalya niet het soort onderkomen
te zijn dat wij willen, maar het ligt
naast de toko van onze mede
passagier en ongetwijfeld krijgt hij
provisie. Het Andika hotel is prima,
keurige kamers, airconditioning en
een schone badkamer.
Het kantoor van het nationale park is
eigenlijk al gesloten maar als er zicht
is op werk is er veel mogelijk en al
gauw gaat de deur voor ons open.
We hebben de zaken in Samarinda
inderdaad verkeerd begrepen. We
kunnen niet met de boot het reser
vaat in, maar de boot brengt ons in
twee uur varen over zee naar de in
gang en vandaar ga je lopend het oer
woud in. Mijn vrouw Lies en ik kijken
elkaar bedenkelijk aan. Uit Nieuw-
Guinea, waar we allebei gewerkt heb
ben, weten we ongeveer wat oer- Altijd vriendelijk. De dames wilden graag op
woud inhoudt. Bovendien heb ik ander
half jaar geleden een pittige hartoperatie
gehad en daarom lijkt het ons verstandig
af te haken. Nico en Nel, onze vrienden,
zullen wel gaan en als voorproefje ma
ken we alvast kennis met een jonge
orang oetang die door zijn moeder is
verlaten en nu hier groot gebracht
wordt. Het is een tam dier, helemaal ge
wend aan mensen en hij laat zich graag
door Nico en Nel op de arm nemen. La
ter in Kutai komen ze weer een orang
oetang tegen en in de veronderstelling
dat ze allemaal wel tam zullen zijn neemt
Nico ook dit beest op de arm. Ogenblik
kelijk wordt hij heel stevig omhelsd door
dit volwassen exemplaar. Met moeite
weten de gidsen van het park het dier
met wat rijst weg te lokken en ze weten
niet beter te doen dan Nel en Nico op
te bergen in hun kantoor tot het beest
verdwenen is. Als ze van hun oerwoud-
tocht terugkomen worden ze weer op
gewacht door het dier. Door hem bana
nen en koekjes toe te gooien weten ze
21