O
VAN J) N <S H MII(HlSIM
EN DINCEN DIE
MISSCHIEN VOORBIJGAAN
IK GA NAAR INDIË
Op de redactie hebben we regelmatig
gesprekken over hoe Indisch een
tweede generatie is, bedoelende de ge
neratie geboren in Nederland tussen
1946 en 1956 (laten we het niet al te
nauw nemen), uit ouders met een
Indisch leven achter zich en (eventueel)
met Indisch bloed. Je vertelt verhalen
over je opvoeding en over wat je hebt
meegemaakt en over hoe Indisch jezelf
denkt te zijn. Er bestaan geen normen
en regels voor, bij iedereen is het an
ders. Het is in zo'n geval wel een pré als
je een herkenbaar Indisch uiterlijk hebt.
Dan wordt direkt begrepen dat je
Indisch bent, maar, ben je wat blanker
uitgevallen door een speling der natuur,
ja kijk, dan is het een iets ander verhaal.
Omdat de meeste Indische mensen voe
len dat je Indisch bent en je het voor je
zelf weet it's no problem what so ever.
Toch zit ik wel eens te graven in de her
inneringen aan mijn vroege jeugd en met
mijn zusje en moeder pratend, komen
allerlei gebeurtenissen boven drijven, die
je eigenlijk allang vergeten was. Meestal
gebeurt dat als we allemaal bij mijn
ouders zijn, zomaar. Meiden met ma zit
ten dan binnen met thee en lekkere
koekjes, de mannen met pa op het bal-
con ('s winters zitten ze meestal bij hem
in de keuken, want hij kookt altijd,
zoooo lekker!!) met een biertje. Soms
hoor je flarden van hun gesprek, dat een
net zo logische volgorde heeft als het
onze. Eerst serieuze business-talk, pa wil
altijd precies weten wat onze mannen
uitspoken in hun werk, dan politiek of
zoiets, zijn en hun visie op de wereld,
misschien ook nog over ons en je hoort
het aan het gelach als pa over tempo
doeloe vertelt, zijn 'sterke' verhalen. Wij
hebben ze al duizend keer gehoord en
kunnen nog steeds gieren van de lach
maar voor de mannen is het nieuw, bei
den zijn ze pas twee jaar in de familie.
Toch weet ik zeker dat ook zij over tien
jaar nog aan pa's lippen zullen hangen. Bij
ons heeft het gesprek zo'n zelfde ver
loop, meestal slaan we de politiek over,
maar daarvoor in de plaats hebben we
New Age, een alternatieve kijk op de
toekomst, gezondheid, alternatieve voe
ding, natuurlijk mijn jongens en de
stepdaughter from Hawaii van mijn
zusje. Allemaal ongeveer dezelfde leef
tijd, dus allemaal dezelfde welbekende
'how do I find myself probleempjes. En
zo komen we dan bij onze eigen jeugd.
Ma heeft mensenkennis, intuïtie, veel
opvoedervaring en verschrikkelijk veel
wijsheid. We luisteren als ze voorzichtig,
maar heel duidelijk adviseert. Daar doen
we dan wat mee, hopen we. Als we te
veel zeuren over onze eigen kinderen,
komt steevast de opmerking: "Zo waren
jullie toch ook!?" Over de jongste bij
voorbeeld (ik dus, wij schelen I jaar) die
altijd haantje de voorste wilde spelen.
Vechten voor je plaats, heet dat geloof
ik. Alles beter kunnen dan de oudste.
Nou was dat bij mijn zusje niet zo moei
lijk, omdat zij een heel aardig klein
meisje was en zij liet zich mijn bemoei
zucht altijd welgevallen. Als ma haar bij
voorbeeld een boodschap wilde laten
doen, stond ik al vooraan met de mede
deling dat ik het wel ging doen of als we
met het poppenhuis gingen spelen, re
gelde ik ook alles. Ga zo maar door. Nu
we ouder zijn, 'verdenk' ik mijn zusje er
van dat ze het wel makkelijk vond want
als ik die boodschap ging doen, dan kon
zij verder spelen of lezen. Heel clever.
Maar pa en ma vonden dat terecht niet
zo leuk van mij en probeerden mijn
zusje af en toe aparte aandacht te geven
als ik uit de buurt was. Dat had ik niet
door hoor, tot eens op een dag...
We woonden toen in Sicilië (kleuters
waren we) in een bergdopje bij de Etna.
We waren daar de enige niet autoch
tonen, speelden op straat en spraken
binnen no time vloeiend Siciliaans. Pa
was altijd op de boring en als hij thuis
kwam was het feest. We bewoonden
daar een beetje vreemd huis, wat ik me
ervan kan herinneren tenminste. Aan de
straat, benedenverdieping, was een win
kel, daarboven woonden wij, eerste
etage was woongedeelte en tweede de
keuken geloof ik. Het was zomer en ik
speelde beneden met Patricia. Pa en ma
waren in de keuken, waren net terug
van de markt en stonden denk ik uit te
pakken of te koken of in ieder geval iets
met het eten te doen. "Spriet!!", hoor ik
pa roepen, "kom eens boven".
Hij riep mij niet, dat drong niet direkt
tot me door. Patricia sprintte de trap op
en ik (raar hé) speelde door met mijn
dinkey toys. Toen viel pas het kwartje.
Hij had mij niet geroepen, daar gebeurde
dus iets waar ik geen weet van had, dat
kon niet, daar moest ik bij zijn. Liet alles
liggen en rende naar boven.
"Wat is er??"
"Niets dat voor jou bestemd is, ik heb
toch Patricia geroepen."
"Ja maar, mag ik dat dan niet zien??"
"Nee, ik ga iets aan Patricia uitleggen
waar ze vorige week een vraag over ge
steld heeft."
Zo klein als ik was kon ik zien dat er een
glibberige vis op het aanrecht lag.
"Wat dan???"
Hij wilde het niet zeggen. Woedend was
ik, echt woedend. Ben naar mijn kamer
gerend, heb mijn koffertje gepakt, zo'n
blauw kartonnen ding met een klip
sluiting en witte stiksels op het deksel,
mijn vestje gepakt en beneden aan de
trap riep ik luid en duidelijk: "Dag, ik ga
naar Indiëüü" en ben toen het huis uit
gerend. Het was einde van de middag en
eenmaal op straat, durfde ik niet verder
dan de hoek, zo'n ondernemingsgeest
had ik blijkbaar niet. Maar terug gaan
kon ook niet, dus ging ik in een portiek
zitten. Nog steeds boos, waterlanders.
Plotseling stond ma voor mijn neus en
vroeg:" Goh, ben je niet naar Indië, kon
je de weg niet vinden, nou kom dan
maar weer mee naar huis."
Ik helemaal gelukkig met in de ene hand
mijn koffertje en in de andere de hand
van ma, mee naar huis. Ik was blij, want
Indië was een land heel ver weg, wist ik.
Eind goed al goed. Patricia wilde weten
wat schubben waren en dat heeft pa
haar laten zien aan de hand van een
echte dooie vis. Dat was alles.
Hoe Indisch ben je dan, als je als kleuter
in je woede bedenkt dat de enige weg
naar rechtvaardigheid Indië is. Toen wis
ten we al, waren ervan doordrongen,
dat het een paradijs moest zijn. Decen
nia later, in 1990, zijn Patricia en ik daar
geweest. Just like coming home. Als je
het gedicht 'Bandung' gelezen hebt in
Moesson no. 12 van 15 juni 1992 (pag.
15), dan weet je, want zo hebben wij het
gevoeld.
STEUR
31